tabel 2. i4 Procentuele verdeling van de geboorte-intervallen (in maan den) in diverse cohorten. Echtgenoot Interval tussen Aantal geboren gezinnen tussen 1 - 18 19-30 31 en meer 1500-1549 31,9 42,5 25,6 72 1550-1599 22,0 53,6 24.4 125 1600-1649 31,2 48,2 20,6 157 1650-1699 45,2 35,6 19,2 116 1700-1749 28,4 34,1 37,5 79 1750-1799 28,8 50,0 21,2 35 In alle cohorten komen inderdaad intervallen van 31 en meer maanden voor. In het cohort waarvan de echtgenoot geboren is tussen 1700 en 1749 neemt het percentage zelfs beduidend toe, maar dit is geen blijven de zaak, aangezien in het volgende cohort het vroegere beeld zich herstelt. De vraag is nu vooral in welke leeftijdsgroepen we de grote geboorte-intervallen aantreffen. Het staat immers vast dat gezinsbe perking, zo daar al sprake van was, pas op latere leeftijd werd toege past. De vrij grote verschillen in de huwelijksvruchtbaarheid tussen de vrouwen die boven de dertig jaar huwden en zij die vóór die leeftijd getrouwd waren, wijzen daar reeds op (zie tabel 2.15). tabel 2.15 Huwelijksvruchtbaarheid in de leeftijdsgroepen tussen 30 en 49 jaar van vrouwen gehuwd onder de 30 en boven de 30 jaar in cohort 1700-1749. Huwelijks Leeftijdsgroepen leeftijd 30 - 34jaar 35 - 39jaar 40 - 44jaar 45 - 49jaar - 30jaar 225 (365) 133(293) 36 (233) 0(181) 30jaar 231 13) 21138) 13443) 0( 33) Hoewel de geboorte-intervallen tussen de kinderen van de vrouwen die na hun dertigste jaar in het huwelijk traden gemiddeld wat langer waren dan bij die van de andere vrouwen, is de algemene regel toch wel dat de intervallen tussen de eerste vier kinderen beduidend regelmatiger zijn dan die bij de volgende kinderen. De interval tussen het eerste en vierde kind loopt ook voor de diverse cohorten niet sterk uiteen (zie tabel 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 62