2.16). En als we kijken naar het gemiddelde tussen respectievelijk kind 1 en 2, 2 en 3, 3 en 4 dan is er geen aanleiding om op grond van de duur (variërend van 23 tot 27 maanden in de diverse cohorten) te veronder stellen dat er gezinsbeperking werd toegepast bij minder dan vier kinderen. Dit ligt iets anders bij de grotere gezinnen. tabel 2.i6 Gemiddelde interval (in dagen) en standaarddeviatie tussen eerste en vierde kind in diverse cohorten. Echtgenoot geboren tussen: 1500-'49 1550-'99 1600-'49 1650-'99 1700-'49 1750-'99 X 2091 2417 2588 2129 2329 2495 s 933 823 1095 936 744 788 n= 16 65 106 80 47 28 We wezen er reeds op dat na het vierde kind de geboorte-intervallen onregelmatiger beginnen te worden (met uitzondering vooral van het cohort 1500-1549), terwijl tevens de lage huwelijksvruchtbaarheid van de vrouw boven de veertigjarige leeftijd ook een indicatie voor onze veronderstellingen oplevert. De gemiddelde leeftijd waarop in de ze ventiende, maar vooral in de achttiende eeuw de vrouwen hun laatste kind krijgen komt steeds dichter bij de veertig jaar te liggen. Vooral in het cohort 1700-1749 is die leeftijd laag, nl. 38,4 jaar. De interval tussen het op één na laatste kind en het laatste kind is in dit cohort zelfs 61 maanden (gemiddelde gebaseerd op 23 laatste kinderen). Hoewel ook in de zeventiende eeuw de meeste vrouwen na hun veertigste jaar geen kinderen meer kregen, waren de gemiddelde intervallen tussen het laatste en het op één na laatste kind toen beduidend kleiner (cohort 1600-1649 en 1650-1699 resp. 20 en 31 maanden), maar daar zal het ontbreken van lactatie-amenorrhoe zeker een rol bij gespeeld hebben. Mogen we uit deze gegevens zonder meer afleiden dat er door het patriciaat gezinsbeperking werd toegepast? Deze vraag is alleen met wat zekerheid positief te beantwoorden, als ook een statistische be werking positief resultaat oplevert. De methode die zich het meeste leent voor een dergelijke bewerking, is een aantal jaren geleden ont wikkeld door Coale en Trussed.37 Ze is gebaseerd op het principe dat het niveau van de huwelijksvruchtbaarheid bij bevolkingsgroepen die geen geboortebeperking toepassen, aanmerkelijk kan verschillen, maar dat de leeftijd-specifieke curve altijd dezelfde vorm behoudt. Wordt er echter wel op ruime schaal beperking toegepast, dan varieert zowel niveau als vorm van de curve. In het laatste geval vertoont de curve in 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 63