tabel 2.21 Ongehuwde vroedschapsleden en vroedschapsleden zonder
kinderen (numeriek en procentueel) in diverse tijdvakken.
Periode van:
Vroed
schappen
1572-1602
1602-1650
1650-1672
1672-1702
1702-1747
1747-1787
1787-1799
onge
huwd
kinder
loos
4(7%)
3 (5%)
2(3%)
0
5(14%)
1 (3%)
6(14%)
3 (7%)
15 (26%)
9(16%)
10(19%)
6(12%)
1 (8%)
2(17%)
totaal
58(100%)
66(100%)
37(100%)
44(100%)
58(100%)
52(100%)
12(100%)
Gecombineerd met het betrekkelijk grote aantal kinderloze echtparen
leidt dit tot demografische resultaten die sterk afwijken van de resulta
ten die we voor het gehele patriciaat vonden. Daarbij komt nog dat er
vooral onder de achttiende-eeuwse vroedschappen nogal wat gezinnen
voorkwamen met hoogstens één kind, zonder dat hiervoor aanwijsbare
oorzaken (bijv. vroegtijdig overlijden van de vrouw) zijn aan te geven.
Hoewel we hiermee het kader van dit hoofdstuk enigszins overschrij
den, lijkt het erop dat de demografische verschillen tussen vroed
schapsleden en andere leden van het patriciaat vooral te wijten zijn aan
specifiek gedrag van de vroedschapsleden. Deze zijn öf ongehuwd of
hebben kleine gezinnen. Is het lidmaatschap van de Zierikzeese raad
misschien tot een soort sinecure geworden voor personen die over
betrekkelijk veel tijd beschikten óf is er sprake van een interne olichar-
gisering met desastreuze demografische gevolgen voor de "inner
circle"? We zullen trachten deze vraag te beantwoorden in hoofdstuk
5.
54