Maar daarbij mogen we niet uit het oog verliezen, dat die afdamming één van de symptomen was waaruit te zien valt hoe de verkeerspositie van de stad, die lang óók met het Noorden in intensief contact had gestaan, in de knel dreigde te komen. Het is zo verwonderlijk niet dat er omstreeks het midden van de zeventiende eeuw een Zierikzees regent met plannen heeft rondgelopen om een nieuw Dijkwater te graven.6 En al vóór dat plan werd uitgedacht was het ook heel duidelijk geworden dat de Westerschelde heel wat van het vroegere verkeer van de Ooster- schelde naar zich toe had gezogen, terwijl bovendien de accentuering van de politieke grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlan den de actieradius en de omvang van de Zierikzeese economische bedrijvigheid bepaald niet hielp vergroten. Toch dreigen wij nu wat op de ontwikkelingen vooruit te lopen. In bepaalde opzichten kan men immers de Zierikzeese regenten geen gebrek aan activiteit verwijten. In 1595 heeft de stad, die tien jaar tevoren nog armlastig was, een groot werk ter hand genomen, dat na vijf jaar hard werken werd voltooid: er was toen een geheel nieuwe haven met een nieuwe haveningang aangelegd. En ook in andere op zichten kreeg de stad een modern aanzicht. Van het middeleeuws aandoende Zierikzee waar vanouds kloosterstichtingen en een graven hof ruimte hadden opgeslokt en het intern verkeer belemmerd, was al voor 1650 niet veel meer over.7 Doorbraken, verkavelingen en nieuw bouw getuigden, met name in het zuiden van de stad, van vertrouwen in de toekomst. Toch heeft men wel kansen gemist. Het is achteraf opvallend dat men zich blijkbaar zozeer op de vanouds bekende Europese handel con centreerde, dat er voor de buiteneuropese geen belangstelling over bleef. Zierikzeese regenten hebben in V.O.C. en W.I.C. eigenlijk niet geparticipeerd. Als er namelijk een enkele bekende Zierikzèese naam onder de Zeeuwse aandeelhouders opduikt, dan gaat het steeds om iemand die door zijn bestuurlijke activiteiten op gewestelijk niveau Middelburger was geworden.8 Slecht ging het Zierikzee intussen niet in de eerste helft van de zeven tiende eeuw. De grote scheepvaart, de visserij en de binnenvaart moch ten er zijn, en dat betekende dat er ook op het gebied van de scheeps bouw en in allerlei toeleverende bedrijven het nodige te doen was. Met name in de visserij ging veel om. Naast de haringvangst, die hier nog tot in de tweede helft van de zeventiende eeuw een rol bleef spelen, was al van oudsher ook de kabeljauw voor Zierikzee vangroot belang. En juist hier deden zich omstreeks 1650 nieuwe ontwikkelingen voor toen in Zierikzee de eerste nieuwe kabeljauwhoekers in de vaart werden ge nomen. Met dit ruimere schip kon men zich nu nog meer dan tevoren gaan toeleggen op de IJsland visserij, die lange tijd een groot succes geweest is.9 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 74