gunstig dat men een man die eens 715.534,heeft geërfd, heeft aangeslagen alsof hij slechts 5000,per jaar te verteren had. Deze hoogstaangeslagene was de enige die was ondergebracht in classe zes. De vijf hoogste classen van het in 1705 ingestelde tarief bleven in Zierikzee tot 1741 buitengebruik. Al hebben wij nog zo veel twijfels, toch is het nuttig nog wat aandacht te besteden aan deze belasting. Op allerlei punten kunnen wij namelijk de cohieren over de periode na 1741 wat controleren, en dan blijkt dat die vrij wat betrouwbaarder zijn dan de gegevens over de tijd vóór dat jaartal. Bovendien onthullen zij het een en ander over het patriciaat. Aan deze beschouwingen dient intussen wel een nadere uiteenzetting over de belasting zelf vooraf te gaan. Toen de Staten in 1705, dooreen verandering van het oude familiegeld, deze belasting met haar vijftien "classen" instelden, wilden zij ieder belasten die inkomsten trok uit het gewest, waar ook woonachtig. Ieder gezinshoofd of zelfstandige zou aangeslagen worden. Een uitzondering werd alleen gemaakt voor gealimenteerden en diegenen die niet bij machte waren iets te betalen. Die regel is echter met grote mildheid toegepast, want er zijn, zoals blijkt uit de aantallen aangeslagenen, aan personen met geringe inkomsten bij voortduring veel meer vrijstellin gen verleend dan in de bedoeling heeft gelegen. Daaraan is ook niets veranderd in 1742, toen de Staten in een resolutie bekenden moeite te hebben "s Lands kasse gaende te houden in deze tegenwoordige tijd". Er veranderde toen, en in de navolgende jaren, het een en ander.16 Afgezien van de invoering van enkele nieuwe classen tussen de oude werd er namelijk vooral een scherper toezicht ingesteld. Niemand zou voortaan "ignorantie" mogen voorwenden, en de Statenleden, de steden, dus beloofden "met postpositie van allen eigenbelangh" mee te werken. De leden werden aan hun eed herinnerd! Op te lage aanslagen en verlagingen van de aanslag zou men bovendien van de zijde van het gewest toezien. Zulke verlagingen mochten voort aan alleen plaatsvinden als men met een verklaring onder ede aanneme lijk kon maken te hoog aangeslagen te zijn. Regenten, tenslotte, zouden alle worden aangeslagen, tenminste in classe 11. Aan die nieuwe regels heeft men zich naar het schijnt nogal secuur gehouden. Als wij even afzien van een tariefverlaging in 1759, dan vertoont de grafiek na 1741 een beeld van voortdurend dalende aantal len aangeslagenen en dalende opbrengsten. En voor deze periode heb ben wij reden om te veronderstellen dat er naar behoren betaald werd en dat er werd aangeslagen zodra er ergens iets te halen viel. Het valt daarbij op dat er, met name voor de hogere classen, goed gelet werd en vooral gelet werd op inkomen uit kapitaal. Na de dood van de kostwin ner bleef men vaak nog jarenlang de weduwe en de erfgenamen voor hetzelfde bedrag aanslaan. Ook werd er, zoals verderop nog wel zal 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 79