MAATSCHAPPELIJKE VERSCHILLEN IN DE ZIERIKZEESE SAMENLEVING HOOFDSTUK 4 I. Macht en invloed. In The world we have lost gebruikt Peter Laslett, als hij spreekt over het sociale onderscheid in een pre-industriële samenleving, de term "one- class society"1 Ook toen bestonden er sociale verschillen tussen men sen. Misschien waren die verschillen zelfs nog wel groter dan in onze hedendaagse samenleving. De kleding, de kerkbanken, de aanspreekti tels en de privileges zorgden er voor dat niemand zijn plaats op de maatschappelijke ladder ooit werkelijk kon vergeten. Willen we echter het woord "class" niet louter opvatten als een statusgroepering, dan was er in feite maar één "class" die telde. Er waren vele statusgroepe- ringen, elk duidelijk herkenbaar, maar er was maar één groep die de mogelijkheid bezat om macht uit te oefenen. Dat gold voor 'het oude Engeland', waarover Laslett schrijft, al evenzeer als voorde Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In Engeland waren het de 'gentle men' en hier de 'heren' die feitelijk de dienst uitmaakten. De rest van de bevolking behoorde tot het 'volk', waarvoor de heren bij tijd en wijle hun minachting niet onder stoelen of banken staken. Soms in woorden, soms in daden. Die minachting vormde echter ook af en toe de dekman tel voor iets anders: angst. Angst voor de redeloosheid van het volk, zoals die soms tot uiting kwam in tijden van crises. Het gedrag van het gepeupel in 1672 was er het voorbeeld van.2 Vanzelfsprekend achtten de heren hun gezag ontleend aan God, maar de predikanten, die dit moesten bevestigen waren niet altijd op hun hand. Daarbij kwam nog dat de gezaghebbende staatstheoretici weinig raad wisten met het fenomeen republiek.3 Formeel waren de Staten souverein geworden na de afzwering van Philips en de stadhouder was hun dienaar geworden. Maar dezelfde heren die in de statenvergade ringen zitting hadden, waren veelal afgevaardigden van de steden en als zodanig waren ze toch weer min of meer afhankelijk van diezelfde stadhouder. Waren de Oranjes eigenlijk wel hun dienaren of vertegen woordigden zij toch in feite het gezag? Het voortdurende streven van de stadhouders naar 'hoge overheid' bezorgde de 'heren' regelmatig moeilijkheden. Bovendien waren er ook in eigen kring kapers op de kust. Teveel verviel de dagelijkse politiek in een onfrisse baantjesjage- rij, waarbij sommigen meer in de wacht wisten te slepen dan anderen. De verliezende partij kon niet altijd de vereiste collegialiteit opbrengen en koos in tijden van spanning de kant van Oranje. Niet dat het Oran- gisme van deze lieden nu groot was, of dat zij bereid waren de stad- 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 85