verschil het moeilijkst te constateren. Macht wordt vertaald in politieke
functies; economische positie in rijkdom of beroep, maar standson
derscheid hangt samen met acceptatie. Het gaat hierbij tenslotte om
'the people who eat and dance together'Kenmerkend voor elk stands
verschil is dat de verschillen meer benadrukt worden naarmate de
afstand tot de eigen groep geringer is. De maatschappelijke bovenlaag
ziet in eigen kring allerlei subtiele statusverschillen terwijl de rest van
de bevolking als een amorfe massa wordt beschouwd. Omgekeerd zal
het 'volk' de neiging hebben gehad de elite min of meer als een monoliet
te beschouwen. Het probleem voor de onderzoeker schuilt echter
vooral in de mogelijke incongruentie tussen werkelijke statuspositie en
de uiterlijke statuskenmerken. De uiterlijke statuskenmerken, zoals
huurwaarde van het woonhuis, aantallen dienstbodes, bezit van paar
den, karossen e.d., zijn meestal wel te achterhalen. Vooral in de
achttiende eeuw, toen de voorloper van de latere personele belasting
was ingevoerd, is daarover een tamelijk groot aantal gegevens vastge
legd. Enkele van deze gegevens willen we de lezer niet onthouden. Ten
eerste zijn er de verschillen in huurwaarde. Van een groot gedeelte van
de leden van de magistraat is het woonadres bekend. De huisschatting
van 1752 geeft ons de mogelijkheid de waarde van deze panden enigs
zins te schatten.1S Uiteraard dienen we bij het toepassen van een
dergelijke methode terdege te beseffen, dat een schatting van de huur
waarde van huizen op één tijdstip nauwelijks dienst kan doen om
uiterlijke statusverschillen gedurende een langere periode vast te stel
len. Huizen kunnen immers in de loop der tijd grote veranderingen en
verbouwingen hebben ondergaan. Het is zelfs heel goed mogelijk, dat
een pand opgetrokken op een bepaald perceel in 1752 totaal anders is
dan het pand dat daar een eeuw tevoren stond. De minste vertekening
krijgen we uiteraard in de periode die het dichtste bij de peildatum ligt.
In de laatste helft van de achttiende eeuw was de verdeling van de
huurwaarde als volgt: Van de totaal 85 magistraten, die er in de stad
tussen 1748 en 1795 waren, was van 18 21%) het adres en dus ook de
huurwaarde van hun huis onbekend. Enkelen (3 6%) hadden een huis
met een geringe huurwaarde. Van de grote meerderheid (57 67%) was
de huurwaarde van het huis redelijk hoog 1 tot 3), maar niet
excessief hoog. De resterenden hadden huizen met een hoge huurwaar
de. Hoewel de waarde van de patriciërshuizen in het algemeen ruim
uitsteekt boven de waarde van de overige Zierikzeese huizen, zijn de
onderlinge verschillen dus klein. Het beeld van een op grond van
uiterlijke statuskenmerken betrekkelijke homogene elite tekent zich in
deze gegevens enigszins af. Typerend is dat dit in de zeventiende eeuw
weinig anders lijkt. Ook toen waren de huurwaarden vrij homogeen,
maar nogmaals, veel conclusies mogen er uit dit gegeven niet getrokken
worden. In één opzicht verschilt de achttiende eeuw en in het bijzonder
79