schap.16 Gedeeltelijk is deze conclusie juist; de verschillen in statuspo- sitie of economische positie tussen het gros van de patriciërs waren gering. Toch waren er, zoals we opmerkten, belangrijke verschillen in machtspositie. Wat waren nu de belangrijkste mogelijkheden om die macht te verwerven? Zonder twijfel luidt het antwoord op deze vraag: de verwantschapsrelaties. We constateerden reeds eerderde betekenis van deze factor. Immers ook de beroepen die men nog wel uitoefende waren beslist niet van dien aard, dat daar reeds een belangrijke plaats in de sociale hiërarchie aan ontleend zou kunnen worden. Wat al deze lieden echter gemeen hadden was hun verwantschap met andere leden van het patriciaat. Als men ambten ging bekleden, kwam er bovendien doorgaans een einde aan de beroepsuitoefening. De methode die we uiteindelijk hebben toegepast om die verwantschap te meten was de volgende: 1Van elk lid van de raad van Zierikzee werden - zover bekend - de ouders, grootouders en overgrootouders via een persoonsnummer als gegeven ingevoerd. (Dit maakt het in principe mogelijk de ver wantschap tot in de zesde graad tussen twee personen vast te stel len.) Vervolgens kan met behulp van de computer bijvoorbeeld vastgesteld worden hoeveel xe graad verwantschappen er tussen een bepaalde groep personen bestond. 2. Eveneens werden persoonsnummers van de ouders, grootouders en overgrootouders van de echtgenotes van de Zierikzeese raden inge voerd. Deze gegevens maken het in principe mogelijk de graden van aanverwantschap vast te stellen. Bij dit laatste moet echter één voorbehoud gemaakt worden. De aanverwantschap werd alleen gemeten gedurende de werkelijke duur van het huwelijk en niet er voor of er na. Het is in principe mogelijk dat gedurende de verlo vingstijd er reeds invloed van nog niet geformaliseerde aanverwant schap kan zijn uitgegaan. De gewoonte om een trouwbelofte af te leggen zou dit zelfs in de hand hebben kunnen werken. Aangezien dit voor ons niet vast te stellen is, hebben we er geen rekening mee gehouden. Een zelfde voorbehoud geldt, indien de vrouw kwam te overlijden en de man hertrouwde of weduwnaar bleef. Men kan zich afvragen of in een dergelijk geval de aanverwantschap via de overle den echtgenote toch nog soms van betekenis bleef. Hoe belangrijk verwantschap was, laat zich vervolgens al gemakkelijk illustreren aan de hand van de vroedschap. Zelfs indien we ons beper ken tot de directe verwantschap in mannelijke lijn, dan waren er 217 64%) raden die ooit een patrilineaire voorvader in de raad hadden. Van deze 217 waren er 104 31% van het totaal), die een vader hadden die raad was geweest. Indien we bij die verwantschap ook de verwant schap in vrouwelijke lijn zouden tellen, dan zou blijken dat er vrijwel sprake geweest was van volstrekte 'erfopvolging'. 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 96