Het meest in het oog springende geval bij die verwantschap was de familie De Jonge. Van Jan Anthonisse de Jonge (raad van 1580 tot 1617)17 zaten er zelfs welgeteld zestien nazaten in de mannelijke lijn te eniger tijd ooit in de raad. Ook de families Cau, Hoffer en Ockerse slaagden blijkbaar goed in een dergelijke erfopvolging. Bartholomeus Cau (raad tot 1603 en schepen sinds 1580) had, evenals Rochus Hoffer (raad van 1576-1606) acht mannelijke nazaten in de Raad. Adriaan Ockerse (raad van 1616 tot 1650) moest het er met zeven doen18, en dat was ook altijd nog een respectabel aantal. Zeker indien we in aanmer king nemen dat het raadlidmaatschap voor het leven gold en veel raden reeds op betrekkelijk jeugdige leeftijd gekozen werden. Het begrip familieregering, dat reeds in de zeventiende eeuw werd gebruikt, was zeker niet misplaatst. Weliswaar was het verboden dat vaders, zoons en broers gelijktijdig in de raad zaten, maar alleen al bij oppervlakkig doorbladeren van de studie van De Vos valt reeds op hoe vaak dezelfde familienamen voorkomen. Naast de zojuist genoemde namen, komen de volgende veelvuldig voor: Van Couwenburgh, Stavenisse, Mogge, De Witte, Rollandt, Verheije, Schuurbecque, Ockers, De Cocq, Stou- tenburg. De Keijser en Pous en in wat mindere mate Boeije, De Vager en Cromstrien; zij beslaan een groot gedeelte van het 'algemeen naam register' achterin het werk van De Vos. Bij iets nauwkeuriger lezen springt bovendien in het oog, dat veel van deze families onderling ook weer nauw verwant waren. In sommige opzichten vormden ze haast letterlijk één grote familie. Dat betekende niet dat buitenstaanders nooit konden doordringen in de stedelijke regering. In het al eerder genoemde artikel over de sociale mobiliteit hebben wij erop gewezen, dat dit vooral in de stadhouderlijke tijdvakken nogal eens voorkwam, hoewel bijvoorbeeld gedurende het stadhouderschap van Willem 111. de omkoopbaarheid van zijn vertegenwoordiger in Zeeland. Nassau- Odijk, redelijk garant stond voor voldoende continuïteit in het olichar- giseringsproces.19 Mogelijkheden voor buitenstaanders om binnen te dringen in de beperkte kring waaruit de leden van de vroedschap gerecruteerd werden ontstonden echter niet alleen door de potentiële invloed van de 'eerste edele' of'proppennobel', zoals de Zeeuwen hem noemden, maar vooral door het aanknopen van huwelijksbanden met één van de bovengenoemde families. We constateerden immers reeds dat vooral de aanverwantschap in de achttiende eeuw een rol kon spelen bij het stijgen op de maatschappelijke ladder van vader op zoon; de verticale intergenerationele mobiliteit, om het eens deftig te zeggen. Voorbeelden voor dit verschijnsel waren onder andere de raden An- thonij van Borrendamme en Mr. Jacob Hulscher, die beiden een vader hadden die predikant en een moeder die lid van een der regerende Zierikzeese families was. In de biografie van Van Dijk over de latere raadpensionaris Mr. Laurens Pieter van de Spiegel blijkt dat die na zijn 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 97