'stuivertje wisselen'. Een tweetal aanvankelijke tegenstanders van de zojuist genoemde factie, Mr. Rochus Hoffer en Jacob Goltzius, kregen er toen namelijk een plaats in. In 1658 hadden ze echter nog aangezet tot verzet, aangezien ze toen een poging gedaan hadden de equipagemees ter Lieven van Couwenburgh over te halen om bootsvolk aan te zetten tot het plunderen van de huizen van de toenmalige burgemeesters Job de Jonge en Gijsbert Ockers. Weliswaar had de equipagemeester niet aan het verzoek voldaan en waren ongeregeldheden uitgebleven, met als gevolg dat alle heren bereid waren om de reeds hangende rechtszaak in de doofpot te stoppen.23 Toch waren nadien de moeilijkheden blijven aanhouden. Het dagboekje van het raadslid Aalbrecht van der Hucht, dat door De Witte van Citters - met slechts de vermelding van de initialen van de desbetreffende personen - in extenso werd weergege ven24, bespreekt deze problemen op uitvoerige wijze. Problemen uiter aard over de toewijzing van ambten, waarbij tijdens de discussie ter men als 'guit, meynedige schelm, valscharis en oude grijnsaert' niet van de lucht waren. In ieder geval had de wisseling van factie voor Job de Jonge het plezierige gevolg, dat hij bij de wetsverzetting van 1672 ineens niet in de verkeerde coterie bleek te zitten. Een groot gedeelte van zijn vroegere factie was toen aan de burgerij 'onaangenaam', hoewel hiervan op 17 september 1672 bij de herbenoemingen door Willem III weinig te bemerken was. Betrof het bovenstaande voorbeeld slechts een kleine groep binnen de vroedschap en dan nog op een bijzonder tijdstip (gedurende het wel zeer roerige eerste stadhouderloze tijdvak), toch was het symptoma tisch voor de Zierikzeese verhoudingen. Verwantschap speelde niet alleen een rol voor de leden van een 'cabale'. Ze was in het algemeen van betekenis voor de politieke verhoudingen, zoals we in de vorige alinea over de verwantschap in mannelijke lijn van de leden van de vroedschap al aangaven. Een nog nauwkeuriger beeld van de invloed van verwantschap krijgen we als we de mate van verwantschap binnen de vroedschap gaan vaststellen. In tabel 4.2 hebben we dit gegeven verwerkt, zowel wat de bloedver wantschap, als wat de aanverwantschap betreft. Ter vergelijking zijn de gegevens met betrekking tot de Amsterdamse vroedschap hier aan toegevoegd. Uiteraard was het niet mogelijk om in deze tabel de gege vens voor elk afzonderlijk jaar tussen 1574 en 1794 weer te geven. We beperkten ons daarom tot elke 25 jaar vanaf 1575 (zie ook bijlage VI). 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 99