zonderheden betreffende de vervaardiging van de gewone Nederland- sche Bijbelvertaling, verschenen tijdens Janssen's studie te Utrecht, is zo goed als zeker een handleiding voor zijn eigen werk geweest. Indien Hendrik als niet-gepromoveerde plattelandspredikant in het élitaire gezelschap van Arc/z/e/-schrijvers geaccepteerd wilde worden, moest hij een gelegenheid afwachten waarbij hij een prominente aan een gezochte zeldzaamheid kon helpen. Zulks geschiedde toen de "grote" Kist een uiterst zeldzaam boek zocht, dat Janssen bezat64. Diens publi caties in het Arc/zie/behoren tot zijn opera minora en worden verderop behandeld. Zij gaven hem bekendheid in wijde kring, maar hebben weinig bijgedragen tot zijn reputatie als geleerd kerkhistoricus. Het is onze taak, deze reputatie kritisch onder de loupe te nemen. A. Publicaties in boekvorm In de jaren 1836 tot 1839, toen hij werkloos was, ordende Janssen het archief van zijn geboorteplaats. Pieter Meesters, begaafd amateur-his toricus en schoolmeester te Sluis, had een tiental jaren tevoren voor zijn stad hetzelfde gedaan. Meesters had met behulp van de rijke bronnen een geschiedenis van Sluis geschreven, die volgens de stand van de historische wetenschap in zijn tijd van goede kwaliteit was, maar die wegens gebrek aan inschrijvers in manuscript bleef liggen tot in onze dagen. H.A. Callenfels, J. ab Utrecht Dresselhuis en J.H. van Dale hebben er geïnteresseerd in geneusd, zij hebben Meesters' kennis met een enkel woord geprezen, en er hun voordeel mee gedaan voor hun eigen pennevruchten65. In 1850, toen Janssen nog predikant was te Vrouwepolder en behalve twee bescheiden artikeltjes in het Archief en een beschrijving van een fragment uit Van Maerlants Spiegel Historiael nog geen wetenschappe lijke proeve had afgelegd, gaf hij een boek van 265 bladzijden uit: St. Anna ter Muiden, beschouwd als plaats sedert het ontstaan der stad Mude in 1241, en als Christelijke gemeente, van de aanvang derXVIe eeuw tot op onze dagen. Zijn "Voorberigt" is een getuigenis van onzekerheid en van vrees voor recenserende scherprechters. Hij be riep zich op de ontvangen steun en aanmoediging van zijn oom H.A. Callenfels, van prof. dr. B. de Jonge66 en mr. Samuel de Wind67, beiden voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, en de bekwame heemkundige schrijver J. van der Baan, onderwijzer te Zaamslag68. Als zij voor hem waren, wie, althans in Zeeland, zouden dan tegen hem durven zijn? De grootste ruggesteuner voor H.Q. om het pad van de topografie te betreden was Dresselhuis. Excuus vroeg Janssen voor de vele citaten; ze waren geen uiting van ijdel vertoon en... hij had ze zonder moeite kunnen verdubbelen, hetgeen een ver ontschuldiging met een gedachtenkronkel genoemd mag worden. Hij 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 100