motiveerde de aanhalingen met woorden die Kist en Royaards uit het
hart gegrepen zullen zijn: "De opgaaf van echte stukken in geschied
kundige bijdragen zijn [sic] van het hoogste gewicht, ook omdat de
kennis der bronnen niet zelden even wetenswaardig is als hetgeen er uit
geput werd". Hij schreef met twee categorieën lezers voor ogen: de
academisch gevormden en hen, "die zonder geleerd te zijn weetgierig
heid paren met beschaving".
De tekst bestaat uit twee delen: "Plaatselijke bijzonderheden" en
"Kerkelijke berigten". Het eerste omvat de rise, decline and fall van
een handelsstad, die ooit lid was van de Londense Hanze. Het berust
op bronnenmateriaal uit het stedelijk archief en uit veel oudere en enige
recente literatuur, voornamelijk L.A. Wamkönig, Flandrische Staats-
und Rechtsgeschichte bis zum Jahre 1305. Dit deel is mager van inhoud
en in dorre stijl geschreven. Pieter Meesters, weliswaar geen candidaat
in de theologie en bijna onbekend met de klassieke talen, maar scherp
van geest en pen, heeft met soortgelijke bronnen en literatuur zijn stof
in Europees kader weten te plaatsen, daarbij economische, politiekej
godsdienstige, sociale en geografische componenten ineenvlechtend
tot een compositorisch geheel.
Het tweede deel, grotendeels bestaand uit levensberichten van pas
toors, kapelaans en predikanten van Sint-Anne, is een aanzet tot wat
heden prosopografie wordt genoemd. Het is geen boeiende lectuur,
maar wel historisch belangrijk werk, dat veel geduld en acribie eiste.
Janssen bleek, toen het werk bijna drukrijp was, zoveel gegevens te
bezitten dat het boek zou lijden aan ernstige corpulentie. Hij was
derhalve verplicht zijn, in de prospectus gedane, belofte dat hij in zou
gaan op de kerkhervorming te Brugge, tot nader order uit te stellen69.
De weinige critici die het boek recenseerden, behandelden het met
zachtheid of prezen het.
Zes jaar later loste hij zijn belofte in met het lijvige werkDe Kerkhervor
ming te Brugge. Een historisch tafereel voor Christenen, die voedsel
zoeken voor den geest en op Gods wegen letten. Het is zijn meest
geprezen en aangevallen werk geworden, dat nog decennia na zijn dood
controverses opriep. Het zal daarom uitvoerig behandeld worden.
Het was voor de wetenschappelijke waarde van het boek niet ongevaar
lijk om, zoals de ondertitel aangeeft, de historische "waarheid" in
dienst te stellen van de inwendige zending. Janssen beweerde wel, dat
het boek bestemd was voor een breed lezerspubliek, maar het uitvoeri
ge notenapparaat wijst erop, dat hij er tevens de kerkgeschiedenis op
academisch niveau mee wenste te dienen. Wat de literatuur betreft,
haalde hij "klassieken" aan zoals L. Guicciardini, E. van Meteren, G.
Brandt, I. Ie Long, J. Wagenaar, Ch. Custis en J.P. van Male. Behalve
deze citeerde hij herhaaldelijk Zeeuwse historici uit de achttiende
35