eeuw. De belangrijkste voor Janssen was A. Uijttenhoven, predikant te
Antwerpen, Aardenburg en Brouwershaven en historiograaf van de
kerkhervorming te Antwerpen. Als rustend predikant had hij een ver
volg voorbereid, waarin de hervorming van Brugge ter sprake zou
komen, maar dit deel was onvoltooid gebleven en zijn aantekeningen
waren weggeraakt70. De tweede was W. te Water, predikant te Axel,
die de geschiedenis van de kerkhervorming te Gent had geschreven.
Hierbij had hij gebruik gemaakt van de acten der synoden en classes in
Vlaanderen tussen 1578 en 1581*71Zijn zoon Jona Willem, predikant te
Veere en Vlissingen en later hoogleraar te Leiden, officieel geschied
schrijver van Zeeland, had die stukken gebruikt voor zijn Kort verhaal
van de reformatie in Zeeland in de zestiende eeuw12Zijn bibliotheek
was na zijn dood opgekocht door H. W. Tydeman, hoogleraar te Leiden
in de juridische faculteit, die de documenten in handen had gehad, maar
ze tot Janssens grote teleurstelling niet terug kon vinden. De vierde was
A. 's-Gravezande, notaris en theoloog, gewezen predikant te Middel
burg, die in twee boeken respectievelijk de Unie van Utrecht en het
convent van Wezel, toen nog synode genoemd (3 november 1568) had
herdacht73.
Wat de bronnen betreft, meende Janssen te moeten klagen over gebrek
aan medewerking. Hij kon niet beschikken over een zeldzaam boekje
uit de Gentse bibliotheek: "Cort begrijp van alles hetgene binnen
Brugghe of daeromtrent geschiedt is sedert het jaar 1571-1583"74. Hij
rekende er min of meer op, dat hij wegens zijn woonplaats in een
uithoek van Zeeland kostbare stukken per post kreeg toegezonden om
ze voor onbepaalde tijd te gebruiken. Dikwijls viel hem die gunst ten
deel, maar niet iedere instelling was zo gul. Janssen heeft er in zijn
"Voorberigt" over geklaagd, dat hij de archieven van de stad Brugge
niet kon consulteren75. Hij woonde er betrekkelijk dicht bij; tussen
Brugge en Sluis was een goede verbinding en het stedelijk archief was
voor publiek toegankelijk. In een brief aan de Amsterdamse hoogleraar
Moll, daterend uit 1862, schreef Janssen, dat nü aan hem toegang was
verleend tot het stedelijk archief76. Hij liet in het midden waarom hij
geen kans kreeg om de stukken die hij voor zijn studie nodig had, te
bestuderen. De huidige archivaris van het Brugse stedelijk archief heeft
dienaangaande niets in de dagboeken gevonden; hij vermoedt, dat het
archief destijds wegens verbouwing en reorganisatie gesloten was77.
Indien dit zo was, blijft de vraag, waarom Janssen dit niet vermeld
heeft. Hij was nu verplicht zijn archivalische fundamenten te beperken
tot het zeer rijke archief van de stad Sluis en van de Nederlandse
hervormde kerk aldaar, en tot het zogenaamde "Livre Synodal". Te
Sluis werd hij uitmuntend geholpen door zijn vriend J.H. van Dale, die
er sinds 1854 schoolhoofd en sinds 1855 stedelijk archivaris was. Van
Dale had zich autodidactisch bekwaamd in latijn, gotisch, middelneder-
lands, oud-frans en paleografie.
36