Het "Livre Synodal" was het vroegere wetboek der Waalse kerken, waarvan zich onder meer copieën bevonden te Leiden, Utrecht en Middelburg. Het bevatte ook de handelingen van de synoden der vluch telingengemeenten, de bekende kerken onder het Kruis. Kist had in het Archief van 1849 over het "Livre" gepubliceerd, waarbij hij 1578 tot terminus ad quem had genomen. J.H. Gerlach, Waals predikant te Middelburg78, had aan Janssen het aldaar berustend exemplaar uitge leend, dat gegevens bevatte tot 1654. Dit kwam Janssen uitstekend van pas, want het was juist de periode tussen 1578 en 1584, waarin de Brugse hervormde gemeente haar grootste bloei bereikte. Janssen deelde zijn studie chronologisch in, iedere periode dusdanig typerend, dat de general reader levendige "tafereelen" voor het gees tesoog kreeg: 1550tot 1566: de gemeente, geboren en opgroeijende in 't verbor gen 1566 en 1567: de gemeente, opstaande en voorttredende in het licht 1567 tot 1578: de gemeente, onderdrukt en teruggetrokken in den schuilhoek 1578 tot 1583: de gemeente, herlevend en bevestigd in zegepraal 1583 en 1584: de gemeente, bestormd en verdreven in den vreemde. De ambigue opzet van het werk: wetenschappelijk en populair, leverde een eigenaardig resultaat op. Letterlijke aanhalingen uit de zestiende eeuw werden getranscribeerd in eigentijdse taal; gesprekken, die niet als zodanig in de bronnen te vinden waren, liet hij houden in de directe rede. Levendige genrestukjes, zoals een door paapse soldaten ver stoorde hagepreek, wisselden af met ellenlange, taaie verslagen van onderhandelingen tussen de stadsregering en de deken van de St. Donaaskerk. Objectiviteit tegenover belijders van andere geloven was destijds nog geen noodzakelijke voorwaarde voor wetenschappelijk heid, en Janssen ging met de karwats over roomsen die hem niet aanstonden. Alva kreeg het op een donderpreektoon breed uitgemeten: "Ongelukkige, die in zes jaren tijds achttienduizend menschen door beulshanden hebt gedood, en die, zwoegend onder een vloekvonnis, in driemaal honderd jaren zelf niet sterven kunt"79. Ook Charles van Croy, hertog van Aerschot en prins van Chimay ging over de hekel wegens zijn "verraderlijke rol" tijdens het beleg van Brugge door Parma. Protestants geworden en op 3 september 1580 gehuwd met Maria de Brimeu, een vurig calviniste, onderhandelde Chimay in zijn residentie, het Brugse Prinsenhof, met de Spanjaarden en speelde hij tenslotte de stad in hun handen. Tijdens de overgave was hij of hield hij zich ziek. Pas later keerde hij terug tot het katholicisme. Maria verliet hem uit geloofsovertuiging en stierf te Luik op 18 april 1605. Op 18 december daaropvolgend trouwde de 45-jarige Chimay met een piep jong nichtje, hetgeen Janssen inspireerde tot de bede: "Rust zacht, 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 103