edele Maria, na Uw droef en rusteloos leven. Gij gevoeldet den smaad niet meer, die nog Uwer nagedachtenis werd aangedaan"80. Een jaar later heeft hij in een populair blad Maria's lot opnieuw verhaald en zijn verbolgen hart gelucht over de jongste roman van "Truitje" Bosboom- Toussaint, Gideon Florensz., waarin zij - horresco referens - de brave Maria een liefdesbetrekking liet aanknopen met Nicolaas de Maulde, terwijl haar wettige echtgenoot nog in leven was. Latere schrijvers hebben minder clair-obscur over het echtpaar Chimay geoordeeld dan Janssen, en in Croy de voorzichtigheid geprezen, waardoor hij Brugge voor een genadeloze plundering door de Spanjaarden heeft bewaard81. De aanhangers van Rome verdeelde Hendrik Q. in schapen en bokken: tot de eersten behoorden humanistische corypheeën als Erasmus, Louis Vives en Cassander, alle drie irenici, die tijdelijk in Brugge hadden gewoond. Hij vereerde hen met de "melioratieven" katholiek, vrijzinnig en gallicaans. Aanhangers van de contra-reformatie bestem pelde hij als "roomsch, jezuitisch en ultra-montaansch"82. Dat de Kerkhervorming te Brugge het wijdst bekende en meest bespro ken boek van Janssen is geweest, vindt zijn hoofdoorzaak in het uitge sponnen verhaal over "Broer Comelis", door Janssen "Zoon des Donders" genoemd. De ware Comelis was te Utrecht geboren niet als zoon van een priester, zoals Hendrik Q. schreef, en evenmin van een clericus uxuratus83, maar van een man die tijdens zijn weduwnaarschap priester werd. "Broer" behaalde te Leuven de graad van doctor in de theologie. Hij trok naar het noorden, werd Franciscaan en doceerde vervolgens theologie aan een college te Brugge. Na de opheffing van zijn klooster in 1578 werd hij opgenomen door particulieren te Brugge, die zijn zielzorg zeer gewaardeerd hadden. Hij stierf in 1581 en kreeg een waardig graf in het St. Janshospitaal van zijn stad. Hij moet een fel bestrijder van het protestantisme zijn geweest, een rabauw met een indrukwekkend scheidvocabularium binnen zijn bereik. In zijn orde stond hij goed aangeschreven; zelfs in de perioden waarin de Brugse magistraat zeer misnoegd over hem was, kreeg hij de vererende op dracht tot het houden van vastenmeditaties in de St. Salvator en de O.L. Vrouwekerk. Zijn tegenstanders, onder wie Janssen, zagen in hem een duivelse figuur, die "devotarigen", bij voorkeur aantrekkelij ke jonge vrouwen, geestelijk begeleidde in "discipline ende secrete penitencie, of geesselinghe", tijdens welke oefeningen er heel wat van Sint Anna onder liep. Ab Utrecht Dresselhuis had aan Janssen de editio princeps (1569) van de beruchte Historie... en Sermoenen van Broer Comelis uitgeleend, waarvan beiden de scabreuze inhoud voor de volle waarheid hielden. Uit kiesheid vermeed Hendrik Q. de beschrijving van de praktijk der discipline, want de Sermoenen "laten al wat men ooit aan trivialiteit, menschelijke drift en onreinheid op den heiligen kansel gehoord heeft verre achter zich"84. 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 104