oü il se transportait le dimanche"94. Hij ried hem aan om het voorbeeld
te volgen van zijn vriend C. Rahlenbeck, consul van Saksen en van
Saksen-Weimar, erudiet kenner van de reformatie en schrijver van
L'Inquisition et la Réforme en Belgique (1857)95. Volgens Carton viel
deze flauw wanneer hij het woord paus hoorde uitspreken en kreeg hij
"des crispations de nerfs" bij het horen of zien van de term rooms-
katholiek96. Janssen heeft in een doorschoten exemplaar van zijn boek,
dat hij van aantekeningen heeft voorzien, vol trots de vele gunstige
recensies vermeld; het commentaar van Carton deed hij af met: "Het is
onbeduidend"97, hetgeen de zuivere waarheid is.
Pas in 1876 ging de Société d'Emulation de Bruges tot een wetenschap
pelijk tegenoffensief over. Zij financierde de uitgave van vier kloeke
delen: Troubles religieux du XVIe siècle dans la Flandre Maritime,
1560-1570; documents originaux. De schrijver, E. de Coussemaker,
was een aristocratische erudiet en ultramontaan98. Hij koesterde de
illusie om, zich wetenschappelijk opstellend, tegelijkertijd een werk te
kunnen schrijven "qui est un monument élevé en l'honneur du catholi-
cisme et du principe d'autorité". Hij had zeer veel materiaal verza
meld, vooral uit het rijksarchief te Brussel en de "Archives départe-
mentales du Nord". Hij schreef, voor Gods rechterstoel te durven
verklaren dat de eerste generatie aanhangers van de reformatie in de
Zuidelijke Nederlanden grotendeels uit misdadigers bestond, "gueux"
in de oorspronkelijke zin van het woord, "que des hommes de mauvai-
se foi ou ignorants veulent transformer en victimes"99. Dit was niet
enkel een mitraillade tegen Janssen, die inmiddels zijn magnum opus,
De Kerkhervorming in Vlaanderen, had uitgegeven, maar ook tegen
M.Ch. Paillard, die een hoge onderscheiding had ontvangen voor zijn
Histoire des troubles religieux de Valenciennes, 1560-1567, waarin hij
volgens De Coussemaker het katholicisme had geblameerd.
In 1879 opende Th.J.I. Arnold in De Dietsche Warande een voorjaars
offensief tegen Janssens bezwaddering van Broer Comelis' reputatie.
De schrijver, die was opgeklommen van letterzetter tot gerenommeerd
bibliograaf, gold zowel in België als in Nederland als een erudiet. Zijn
esprit curieux werd hem echter bijna noodlottig, toen hij toevallig op de
eerste editie van Broer's Historie... en Sermoenen stuitte. Al wat hij
dienaangaande in geschriften kon vinden, liet hij in zijn hoofd varen.
Zijn conclusies, vervat in vier artikelen in het bovengenoemde tijd
schrift, luidden, dat het beeld van Broer Comelis door Janssen en
anderen opzettelijk vervalst was. De lasteraars hadden klakkeloos de
fraseur E. van Meteren nageschreven, zij hadden imaginaire gruwelen
aan het verhaal toegevoegd en met voorbedachten rade getuigen a
décharge weggelaten. Evenwel, de artikelen van Arnold, bolstaand van
bibliografische kennis, overtuigden tegenstanders noch twijfelaars. Hij
had ondanks zijn woordenvloed geen enkel doorslaand bewijs geleverd
40