en schaadde zijn eigen reputatie door zijn hartstochtelijke toon. Zelfs zijn vrienden, die op de hoogte waren van zijn onkerkelijkheid, be schuldigden hem van ultramontanisme. Zijn artikelen kwamen hem duur te staan: hij werd zowel gepasseerd voor een betrekking aan de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag als voor het conservatorschap van de Leidse universiteitsbibliotheek. Uiteindelijk nam de gezagheb bende dr. F. Vander Haeghen, bibliothecaris van de Gentse universi teit100, hem in dienst als medewerker aan de Bibliotheca Belgica. Arnold's faam steeg met de jaren en werd bezegeld door aanbiedingen van lidmaatschappen van exclusieve academies en genootschappen. Janssen, zich vastbijtend in zijn gelijk, trok zich deze kritiek zozeer aan, dat hij per brief aan Vander Haeghen vroeg om hem aan nieuw bewijsmateriaal te helpen en om geleerden zoals Paul Fredericq101, die in 1876 van katholiek protestants was geworden, voor de affaire te interesseren102. Of Janssen geweten heeft dat Arnold, overigens te vergeefs, ruggesteun had gezocht bij de Leidse hoogleraar Robert Fruin103, is ons niet bekend104. Waarschijnlijk drongen de drukke werkzaamheden van Hendrik Q. en zijn afnemende contacten met Vlamingen de zaak voor hem op de achtergrond. Dat zij de Société d'Emulation de Bruges hoog bleef zitten, blijkt uit het feit dat een van haar coryfeeën, kanunnik A.C. de Schrevel105, niet rustte voordat hij de affaire tot in de finesses had uitgezocht. Hij maakte gebruik van bronnenmateriaal dat Janssen nooit in handen had gehad, zoals de archieven van het bisdom Brugge, het "secrete resolutie bouck" van de stedelijke magistraat en stukken uit het Brusselse rijks archief betreffende Le Conseil des Troubles. In de twee delen van de Histoire du Séminaire de Bruges (1895) en in Troubles religieux du XVIe siècle au quartier de Bruges, 1566-1568 (1894) en nogmaals in een artikel Rectifications historiques 1926) ontkrachtte hij met deugdelijke bewijzen de authenticiteit der Historie... en Sermoenen. Desalniette min bleven serieuze geleerden zoals Th. Ruys jr.106, die in 1919 te Leiden op een proefschrift over Petrus Dathenus promoveerde, er in geloven107. De bekende bibliograaf Bonaventura Kruitwagen o.f.m., ordegenoot van Cornelis (on)zaliger, heeft diens verdediging in Neder land voortgezet108. Sedert het verschijnen van de magistrale dissertatie van J. Decavele, De dageraad van de reformatie in Vlaanderen (1975), die wat Broer Cornelis betreft het standpunt van De Schrevel deelt109, is de kwestie, die talrijke gemoederen tientallen jaren heeft verhit, een bumt-out case geworden. Een van Janssens beste werken is de 328 bladzijden tellende monogra fie: Jacob Praepositus, Luthers leerling en vriend, geschetst in zijn lijden en strijden voor de Hervormingszaak (1862). Hij was tot het schrijven ervan geïnspireerd door het lezen van dr. H. van Herwerdens 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 107