zaak en stond er zelfs op, dat hij opnieuw in de Lage Landen zou komen
missioneren. Hij deed dit niet, misschien wegens zijn afnemende ge
zondheid en zijn royale broodwinning als geneesheer te Staden. Het is
evenzeer mogelijk dat de Staten na het vertrek van Leicester er geen
prijs op stelden om de onstuitbaar felle "rechtzinnige" tegenstander
van vroeger weer in dienst te nemen.
Hendrik Q. publiceerde het resultaat van zijn onderzoekingen in een
tijdschrift dat door hem en Van Dale in 1856 was opgericht en dat hierna
ter sprake komt. Hij gaf het artikel de titel mee: Petrus Dathenus, aan
den avond zijns levens; een bezoek bij hem te Staden. Het bleef bijna
onopgemerkt; wel schreef P.J.B.C. Robidé van der Aa in de Kalender
voor de Protestanten in Nederland voor 1861een tijdschrift dat gevuld
werd door de leerlingen van Moll, een artikel: Petrus Dathenus, de
grondvester der Nederlandsche Gereformeerde Kerkl4\ dat weinig
opzienbarends bevatte. Het inspireerde niemand, behalve Janssen, tot
de samenstelling van een leesbare studie over het gehele leven van
Dathenus. Het was hem namelijk ter ore gekomen dat er in het archief
van de Nederlandse hervormde kerk te Delft veel onuitgegeven brieven
van, naar en over Dathenus lagen. Ze bevonden zich in de zogenaamde
verzameling-Comelii. Arent Comelisz., alias Crusius, was scriba ge
weest van de generale synode te Dordrecht in 1578, waarvan Dathenus
voorzitter was142. Zo is het te verklaren dat Datheniana te Delft be
waard werden. Toen Hendrik Q. tijdens de bijeenkomsten van de
generale synode dagelijks ds. G. Molenkamp uit Delft ontmoette, nam
hij de kans waar. Hij vroeg inzage van de kostbare stukken en kreeg
zelfs toestemming om ze mee naar St. Anna ter Muiden te nemen ter
verdere bestudering143. Uit oude en nieuwe gegevens bouwde hij de
monografie op, getiteld Petrus Dathenus. Een blik op zijne laatste
levensjaren, vooral op zijne twistzaak met Oranje, naar aanleiding van
een aantal onuitgegeven brieven van, aan en over hem geschreven.
Compositorisch is het boekje zwak; de schrijver reeg met summiere
commentaren een aantal van de bovenbedoelde brieven, die door hem
in het Nederlands van zijn tijd waren vertaald, aan elkaar. Het bevat
vijf hoofdstukken
1De spanning tussen Dathenus en den Prins van Oranje.
2. Pogingen der Middelburgsche synode tot verzoening van Oranje en
Dathenus.
3. Bemoeiingen van J. Taffm144 en de Geldersche synode in de zaak
van Dathenus.
4. Datheens gevangenschap.
5. Datheens laatste lotgevallen buiten het vaderland en zijn dood.
De synode van Middelburg (1581), voorgezeten door Crusius, nodigde
Dathenus, die toen te Frankenthal in de Palts verbleef, uit om ter
plaatse een minnelijke schikking te treffen met vertegenwoordigers van
48