Het is hier niet de plaats om de betekenis van de werken der Mamix- Vereeniging voor de latere geschiedschrijving te expliciteren. Elke kerkhistoricus moet er voldoende van op de hoogte zijn. BTijdbestendige artikelen Wie Janssens artikelen inventariseert en vervolgens serieuze naspeu ring doet in latere historische werken, heeft er geen hels karwei aan om ze te verdelen in belangrijke en onbeduidende, hoewel er enige grens- - gevallen zijn. Bij de schifting hebben we als criteria genomen: het onderwerp van de studies, de beoordeling door vakbekwame tijdgeno ten en de frekwentie waarmee zij door latere schrijvers van gedegen werken zijn geciteerd. Twee ervan werden opgenomen in de Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen (zes delen, 1856-1863). Janssen en Van Dale waren tot de oprichting daarvan gekomen "omdat Zeeuwsch-Vlaanderen te vaak door Neêrlands letterkundigen vergeten en door Vlaandems auteuren als eene 'afvallige' verloochend, veel minder dan het verdient, vertegenwoordigd [is] op het gebied der historie". Het tijdschrift zou volgens het prospectus archivalia bevat ten en wetenschappelijke studies, bovendien "stukken ter ontspanning in levendigen stijl", sprokkelingen, en een vragenrubriek. De redactie hield van stonde af aan open hof: het begrip geschiedenis werd rekkelijk geïnterpreteerd, en een ieder die een serieuze bijdrage leverde was welkom. Onder de intekenaars bevonden zich onder meer de hooglera ren Kist en Moll, de voornoemde dr. J. van Vloten en ds. Trip van Zoudtlandt. Onder de Belgen vallen op: C.A. Vervier, kanunnik C. Carton, en prof. dr. C.P. Serrure, toen rector van de Gentse universi teit159. De twee redacteuren hingen de groot-Nederlandse vlag uit: "Het verbinde en verbroedere op letterkundig gebied hoe langer hoe nauwer Noord' en Zuid' Nederland, in wier midden wij staan, aan wie beide wij ons wetenschappelijk verbonden voelen"160. Evenwel - er valt geen enkele Vlaamse bijdrage van betekenis in de zes jaargangen te bespeuren. Het leeuwendeel werd geleverd door de twee redacteuren en door Van Vloten, die er zijn nalezingen over de Nederlandse op stand tegen Spanje in kwijt kon. Incidenteel werkten mee: H.C. Rogge, biograaf van Caspar Coolhaes en van 1890-1901 hoogleraar in de kerk geschiedenis aan de Gemeentelijke universiteit te Amsterdam, dr. A.P. van Groningen, de hiervoor genoemde historiograaf van de Watergeu zen, en Zeeuwse dii minores, zoals: F. Caland, in 1832 te Hoofdplaat geboren, stationschef en vervolgens archivaris te Hulst en 's-Graven- hage161, J. Egberts Risseeuw, advocaat en notaris te Oostburg162, G.P. Roos, een onzorgvuldige en zichzelf overschattende veelschrijver, die achtereenvolgens te Aardenburg, Roeselare en Calais woonde163, J. 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 119