de in overleg met de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder zoek. Uit de bovengenoemde feiten moge blijken dat, hoewel het Genoot schap niet meer het dagelijks beheer voert over zijn bezittingen, de aandacht er voor, zowel van de zijde van de leden als van het bestuur, groot is. G.R. Heerebout XIII

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 11