55
ders en hun zedelijke invloed op de bewoners der stad luidt zeer
positief. De anti-paapse teneur waarvan het, in hetzelfde jaar verschij
nende, boek over de kerkhervorming te Brugge doortrokken is, ont
breekt hier ten enen male. De studie is uitvoerig en nauwkeurig gedo
cumenteerd en bevat tot slot de letterlijke weergave van zeven oor
konden.
Het tweede belangrijke artikel van Janssen in de Bijdragen is getiteld:
De Hervormde vlugtelingen van Yperen naar Engeland, geschetst naar
hunne brieven; eene bijdrage tot de Hervormingsgeschiedenis van
Yperen en Nonxich. De aanleiding tot dit artikel was "een keurig
stukje" dat Janssen in de Brugse Annales had gevonden. De auteur,
I.L.A. Diegerick, archivaris van Ieperen en professor aan het Konink
lijk Atheneum te Brugge, publiceerde hierin een ontroerende brief, die
een zekere Simon Faber, om den gelove gevlucht van Ieperen naar
Norwich, schreef aan zijn in Vlaanderen achtergebleven zoon. Janssen
vroeg Diegerick om een pakket met 56 brieven te mogen lenen, ge
schreven vanuit Norwich door Ieperenaren die om geloofsredenen in
Engeland asiel gekregen hadden. Koningin Elizabeth had aan dertig
gezinnen, elk ten hoogste bestaande uit tien personen, toestemming
verleend om zich te Norwich te vestigen. Het waren grotendeels we
vers, die vanuit Nieuwpoort naar Yarmouth overgestoken waren en die
in hun nieuwe woonplaats welvaart en de achting van de autochtonen
verwierven. Het artikel is compositorisch van weinig waarde, maar de
interessantste brieven der vluchtelingen zijn belangrijke bouwstenen
voor de geschiedenis van de vluchtelingengemeenten. Vooral A. A. van
Schelven heeft in Janssens artikel een aanknopingspunt gevonden voor
verder onderzoek, waarvan zijn bekende dissertatie, De Nederland-
sche vluchtelingenkerken der XVIe eeuw in Engeland en Duitschland
en hun beteekenis voor de reformatie in de Nederlanden (1909) een
rijpe vrucht is.
Rond 1867 schreef de Académie d'Archéologie de Belgique, waarvan
Janssen corresponderend lid was, de volgende prijsvraag uit: "Faire
connaitre la vie de l'hérésiarque Tancheim ou Tanchelin, exposer ses
doctrines et en apprécier l'influence sur les idéés religieuses des anver-
sois au Xlle siècle". Janssen nam de uitdaging aan. Hij had over
Tanchelijn een terloopse opmerking gelezen in de bekende vaderlandse
geschiedenis van Wagenaar167, en bovendien had hij een artikel van dr.
H.W. Tydeman in de Bijdragen tot de beoefening en geschiedenis der
godgeleerde wetenschappen (1814) bestudeerd. Dit laatste wemelt van
Latijnse namen en lange citaten; mede daardoor is het ronduit romme
lig. J. de Vries168 had in de veelgelezen Kalender voorde Protestanten
in Nederland, waarin leerlingen van Moll soms onrijpe vruchten depo
neerden, in 1862 een weinig oorspronkelijke, maar wel leesbare bijdra-