bekroning. Wel kreeg hij een eervolle vermelding en een medaille.
Harry Mulisch heeft in het artikel van Janssen, in de door deze aange
haalde literatuur en in een bronnenuitgave, die onder leiding stond van
Paul Fredericq174, stof gevonden voor een toneelstuk: Tanchelijn; Kro
niek van een ketter. Het werd op 27 januari 1960 voor het eerst opge
voerd met Ko van Dijk in de rol van Tanchelijn en Hans Bentz van den
Berg in die van Everwachter. Dat hij aldus zou voortleven, zou Janssen
zeker niet gewenst hebben. Gelukkig is hij ongetwijfeld geweest met de
waardering van Moll175 en met de lovende recensie van Sepp in de
Godgeleerde Bijdragen van 1868176.
Na de dood van Kist in 1859 leed het Archief aan versterf. Moll hield
met enige assistentie van Rogge, De Hoop Scheffer en mindere goden
zoals Van Vloten en Janssen het tijdschrift nog twee afleveringen op de
been. Hij geneerde zich echter voor het vacuum en begon in 1866
opnieuw met De Hoop Scheffer als vaste mederedacteur. Om tactische
redenen verkoos hij deze boven zijn leerling en vriend Acquoy. De
Hoop Scheffer had immers in De Gids weerhaken geslagen in de schrij
versreputatie van Kist en Royaards. Hij had hen knutselaars genoemd
met hun archeologisch-antiquarische aanpak, en had hun opvolgers,
vooral Moll, om barmhartigheid en zelfverloochening gesmeekt, opdat
de lezers van het Archief zich niet zouden afkeren van de taaie inhoud.
Ze dienden artikelen voorgeschoteld te krijgen, "vet van vleesch en
schoon van gedaante"177. Wat kon Moll anders doen dan het toepassen
van de tactiek "If you can't fight him, join him"?178. Hoewel Moll een
historicus van hoge klasse was, wierp hij de gewraakte antiquarische
methode, dus het publiceren van archivalia, niet overboord, maar wel
vermeed hij bij de naamgeving van het nieuwe tijdschrift het woord
"archief'. Het heette nu Studiën en Bijdragen en zijn redactie was
bereid om behalve aan kerkhistorici en theologen ook aan filosofen en
letterkundigen gelegenheid te geven om er in te publiceren. Toen Moll
in 1879 overleed, besloot De Hoop Scheffer om op korte termijn een
einde te maken aan het eenzaam avontuur van het redacteurschap. Een
van de laatste artikelen in Studiën en Bijdragen is dat van Janssen,
getiteld Petrus Hyperphragmus, of Pie ter Overdhage (De Zuttere
Tijdens het schrijven van zijn Kerkhervorming te Brugge had hij deze
vluchtig bestudeerd, en later vond hij een schakel tussen De Zuttere en
Dathenus179. Voor de derde keer stuitte hij op de Gentenaar bij het
ordenen van het oud-synodaal archief van de Nederlandse hervormde
kerk, een vererende opdracht met een allerpijnlijkste afloop, zoals
hierna zal worden uitgelegd. Janssen was dan ook alert, toen Chr.
Sepp, die er in zijn werken meerdere malen blijk van gaf, Janssen als
een van de beste kerkhistorici van zijn tijd te beschouwen, in 1879 een
boek uitgaf met de titel: Drie Evangeliebedienaren uit den tijd der
58