stellen met de classis Alfen, waaronder de ambachtsheerlijkheid res sorteerde. Van Poelgeest zond hem naar de classis Leiden. Deze won inlichtingen over hem in, die, aldus Janssen, onvoordelig voor hem uitvielen. De informanten waren weliswaar streng-behoudend, op het ongenadige af, maar genoten een vlekkeloze reputatie. Het "zonden- register" - deze woorden stammen van Hendrik Q. - hield onder meer in, dat Overdhage verkeerde met Dopers en Voetwassers en derhalve te Rotterdam "Springt over den hage" werd genoemd. Hij had te Gent een proces aangespannen tegen zijn eigen broer, bezat een sterke neiging tot kwaadsprekerij en was niet geheel betrouwbaar op finan cieel gebied. Janssen wilde wel toegeven, dat de bittere armoede van De Zuttere wellicht zijn beroepsethos kon aantasten, maar zijn eind oordeel klonk hard: in tijden, waarin kerkvergaderingen worstelden voor het behoud van het ware geloof, kon geen enkele bedienaar van het Woord het zich veroorloven om met het hoofd in de wolken te zweven en zich te encanailleren met Davidjoristen en Voetwassers. Toen het artikel klaar was, had Janssen moeite om het geplaatst te krijgen. Met schroom vroeg hij een plaatsje aan Moll in Studiën en Bijdragen, die in statu moriendi waren. Hendrik Q. bekende aan Moll, zijn stukje niet wetenschappelijk genoeg te vinden voor het tijdschrift, maar de hoogleraar, waarschijnlijk al ernstig ziek (hij zou in hetzelfde jaar 1879 overlijden) en in ieder geval overladen met werk, had geen bezwaar182. Hij vroeg aan zijn mederedacteur De Hoop Scheffer om dit aan Janssen mee te delen. Ook met Sepp correspondeerde deze over plaatsing van het artikel, waarvan het gehalte hem kennelijk niet gerust stelde183. Hij suggereerde de bekende doopsgezinde kerkhistoricus om met de hoogleraar Acquoy contact te zoeken voor de oprichting van een modem, levensvatbaar kerkhistorisch periodiek184. Sepp, gemeenlijk een ophemelaar van Janssens werk, was het ditmaal niet met diens oordeel eens. In zijn boek Bibliographische mededeelin- gen, dat na de dood van Hendrik Q. verscheen, nam hij het nogmaals voor De Zuttere op185. Had niet de te goeder naam en faam bekend staande Vlaamse edelman Jan Utenhove, door wiens toedoen de Ne derlandse gemeenten te Sandwich, Colchester en Norwich waren ont staan, De Zuttere's hulp ingeroepen bij de vertaling van het Nieuwe Testament? Had hij bovendien niet de moed bezeten om het op te nemen voor de verguisde, maar integere Duitse schrijver Sebastian Franck, wiens bijbels humanisme onder meer op de bekende D.V. Coomhert grote indruk had gemaakt? Decavele heeft in zijn hiervoor enige malen genoemd proefschrift een korte, maar fraaie analyse gegeven van De Zuttere's spiritualiteit. Duidelijk is dat hij Sepp en niet Janssen in het gelijk stelt186. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 126