verdienstelijken Janssen", dat hij op enkele punten in details corri geerde. 1872. Vlissingen, de tweede lichtstraal aan den morgen onzer vrijheid (Voor driehonderd jaren). Het zal puur toeval geweest zijn dat zijn toekomstige medewerker aan de bronnenuitgave der Mamix-Vereeniging, ds. J.J. van Toorenenber- gen, in hetzelfde jaar zijn Vaderlandsche Herinneringen uitgaf, die een lezing bevatten, door hem gehouden voor het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, getiteld De hoofdgebeurtenissen in de omwente ling van 1572203Bij vergelijking van de werkjes van beide auteurs valt op dat Van Toorenenbergen histoire de bataille, door hem smalend "een kostelijk middel om de wereld in brand te steken" genoemd, vermeed, terwijl Janssen de gevechtshandelingen uitspon. Diens arti kel overtreft evenwel in leesbaarheid en compositie dat van zijn col lega. 1873. Requesens (1573-1576) (Voor driehonderd jaren). Ook deze bijdrage bestaat grotendeels uit de geschiedenis van krijgs bedrijf, nu tijdens de landvoogdij van Requeséns, die door Janssen wel werd geprezen om zijn gematigd optreden, maar voor wie een protes tant toch op zijn hoede moest blijven, want "overigens was hij een roomschgezinde, die de hervormden van ganscher harte haatte". Evenals in het voorafgaande deeltje liet Janssen in de aangehaalde Geuzenliederen primitieve afkeer van de roomsen de vrije loop. Als reactie op het door Requeséns afgekondigde generaal pardon, waarvan onvoorwaardelijke aanhangers van de reformatie waren uitgesloten, zongen zij: "Papisten, wy en vraghen niet na u pardoen oncrachtich Wy gelooven in Godt almachtich, die alles regeert; Die geeft ons pardon van ons booze gedachten, O ghy Caïns geslachte, peynst oock op Godt den Heer." Nergens vindt men in de tekst van Janssen een psychologische verkla ring voor dergelijke verketterende woorden; hij gaf ze, vol trots op de onverzettelijkheid der vaderen, gaarne weer. 1880. De gemeente te Assweiler (Studiën en Bijdragen). Hoewel dit tijdschrift geleidelijk met de antiquarisch-archeologische geschiedschrijving wilde breken, nam het een ouderwets artikel van Janssen op, resultaat van een onderzoek dat hij in opdracht van de generale synode had gedaan. Deze betaalde sinds onheuglijke tijden ieder jaar een som ter ondersteuning van de gemeente te Assweiler, waarvan ze niet wist waar het lag en waarom het begunstigd werd. Janssen verschafte licht: Assweiler lag op de grens tussen Zweibrücken en Elzas-Lotharingen. De duizend inwoners, gereformeerd van religie, hadden tijdens de vervolging van de Hugenoten zwaar geleden. On danks financiële steun van de adellijke dames Von Stein Callenfels, die 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 138