Janssen fier vermeldde, zat de gemeente voortdurend in geldelijke zorgen. Een beroep op de Nederlandse broeders was niet tevergeefs geweest. 1880. Nog enkele sprokkelingen betreffende Petrus Dathenus (Studiën en Bijdragen). De secure Janssen kon van een eenmaal gedrukte publicatie geen afscheid nemen, zolang hij er een foutje of lacune in vermoedde of ontdekte. Hij zocht dan een gelegenheid tot redres in een "nalezing". Over fundamentele kritiek, door Acquoy in 1872 geleverd op zijn boek over Dathenus, zweeg hij in dit stukje als het graf. D. Miscellanea 1854. Het christelijk huwelijk (De Zondagsbode, christelijk huisboek voor alle standen, uitgegeven door J.J.L. ten Kate en J.H. Gerlach, predikanten te Middelburg). In dit blad schreven onder andere de dominees Pekelharing, Borsius, de bekende filantroop O.G. Heldring en de schrijver P.J. Hasebroek, die onder het pseudoniem Jonathan in 1840 Waarheid en dromen had gepubliceerd. Het "gedicht" van Janssen, ondergebracht in de rubriek "Mengelingen", is een brokje stichtelijke rijmelarij zonder waarde. 1857. Een getrouwe tot in den dood, Maria van Brimeu (Erina, album voor Nederlandsche vrouwen; onder medewerking van vader- landsche letterkundigen en dichters, bijeenverzameld door S. Piccardt, Goes). Piccardt, door Nagtglas als een emancipator in de brede zin van het woord bestempeld204, kreeg voor zijn Erina medewerking van de predi kanten G. Molenkamp, M.C.E. van Oosterzee en A. vanToorenenber- gen, bovendien van de bekende "minstreel van Kennemerland", W.J. Hofdijk. Janssens stukje, slecht van stijl, is gedeeltelijk overgenomen uit zijn Kerkhervorming te BruggeZoals hiervoor is vermeld, vereerde Janssen deze Maria en was hij verontwaardigd over Truitje Bosboom- Toussaint, die haar een buitenechtelijke verhouding had toegedicht. Hij eindigde zijn bijdrage met een godsdienstig-zedelijke opwekking tot de Erina's, de leliën des velds, voor wie het blad bedoeld was. 1862. Dr. Johannes ab Utrecht Dresselhuis (Archief van hetZeeuwsch Genootschap der Wetenschappen). Dit "in piam memoriam" van Janssens stimulator en maecenas is met diepe sympathie geschreven. Hij was studievriend van Hendrik Q.'s vader, zoon van de predikant te Aardenburg bij wie de oudere generatie Janssen gekerkt had, en gold in de familie als een eerbiedwaardige, geleerde en beminnelijke oom. Wegens zijn studie van de exegese was hij in 1852 tot doctor honoris causa van de Groningse universiteit verheven. Als schoolopziener nam hij zijn betrekking waar, "als of hij 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 139