Kloosterkerk had gewerkt. Vervolgens had hij drie kisten met manus
cripten ingepakt en naar St. Anna ter Muiden laten verzenden om er -
"zoo bedaard en naauwkeurig mogelijk het oog over te laten gaan". Hij
meende niet volgens de door de synodale commissie gewenste wijze
van ordening te kunnen handelen, omdat het materiaal niet uit losse
stukken, maar uit ingebonden boeken bestond, waarin papieren pêle-
mêle waren opgeborgen. Hij verheelde de "Hoogeerwaardige Heeren"
niet, dat de gang van zaken hem "levendig" had "gesmart" en hij vroeg
hen om een onpartijdig oordeel. Indien hij in het ongelijk gesteld zou
worden, hoopte hij strikte richtlijnen te ontvangen en een catalogus
voorgelegd te krijgen die als leidraad kon dienen. Hij peinsde er kenne
lijk niet over om zich terug te trekken214.
Inmiddels lag een rapport, opgemaakt door Doedes en Junius, op de
tafel van de generale synode. Ondanks het feit dat Janssens werk niet
voldeed aan de wetenschappelijke normen, wilden de twee heren hem,
gezien de omstandigheden, toch een kleine voldoende geven. De hoog
eerwaardige heren besloten desniettegenstaande om Janssen, die voor
hun argumenten niet vatbaar was, van zijn taak te ontheffen. Diens
antwoord tekent zowel zijn gemoedsgesteldheid als zijn karakter. Op
vallend is dat de brief, in tegenstelling tot zijn gewoonte en in strijd met
de regels van de wellevendheid, geen aanspreking bevat: "Het besluit
Uwer vergadering, waarvan mij kennis gegeven werd bij schrijven van
18 dezer, nr. 71, heeft mij meer dan ik uitdrukken kan leed gedaan en
gegriefd. Ik had gemeend billijke aanspraak te mogen maken op de
beantwoording der vragen aan het slot van mijn laatste schrijven. In
plaats daarvan wordt mij eenvoudig mijn ontslag gegeven en word ik,
als onbekwaam voor de mij opgedragen taak, weggezonden. Ik geloof
deze vernederende bejegening te mogen bestempelen met de naam van
hoogst onrechtvaardig. Ik moet echter in het genomen besluit berusten.
Met gevoel van erkentelijkheid zal ik het mij aangeboden honorarium
aanvaarden. Moge 's Heeren zegen rusten op Uwe gewigtige werk
zaamheden"215.
In de zomer van 1874 vergaderde de synode voort over de misgeboren
catalogus zonder tot een besluit te komen. In het volgende jaar zag zij
geen andere oplossing dan opnieuw met Janssen in zee te gaan, on
danks het negatieve advies van de synodale commissie, die "het belang
der wetenschap en de eer der Kerk" in het geding bracht. Janssen, als
secundus in dat jaar lid van de synode, stelde zich niet alleen beschik
baar, maar accepteerde bovendien de vernederende voorwaarde dat de
secretaris van de synodale commissie216 hem "zooveel noodig" zou
bijstaan. Met het drukken zou gewacht worden, totdat de indices van
de archieven der provinciale synodes verzameld waren. Het was de
bedoeling dat deze in de catalogus werden opgenomen. Toen ze ter tafel
van de synode lagen, bleken ze niet geschikt te zijn om op wetenschap-
73