De vraag was, aldus Janssen, wat met Vianois bedoeld werd. Het commentaar van Willems luidde: Grimm meende dat er ter plaatse een stoplap moest staan, die eindigde op "blois" en die evenmin als Vianois sloeg op een werkelijke plaatsnaam in het Oostkerker Ambacht. Jans sen redeneerde als volgt: bij een alternatieve lezing van de letters zou er Dionys kunnen staan. Weliswaar rijmt dit woord niet op Vermandois, maar de laatste twee letters zijn identiek en dit was in de middeleeuwen soms al voldoende voor het rijm. Moerkerke had St. Dionys tot pa troon, dus met enig voorbehoud zou Vianois deze plaats kunnen zijn225. Geleerden als Is. Teirlinck, K. de Flou, J. W. Muller, M. Gysse- ling en G. Hellinga hebben zich er later over gebogen en verschillende oplossingen bedacht. De meest recente literatuur die wij er op nagesla gen hebben, houdt het op een imaginaire naam, ontstaan door rijm dwang, en stelt dus Grimm in het gelijk226. Janssen nam nog een andere passage onderhanden, nu uit de Reinaert II: "Neve, sprac hi, mennige spronc Heb ic gesprongen te nacht, Eer ic desen vogel hier bracht, Die ic enen vogelaer nam, Bij Helrebroec, recht aen den Dam"227. Volgens Willems was Helrebroeck Hoeckenbroek. Het broek van Hoecke lag tussen Damme en Sluis. Naar de mening van Janssen was Helrebroec Eyenbroek ten noorden van Damme (eede of eeije, water, en broek, moeras). Inderdaad bestaat te Oostkerke de wijk Eienbroe- ke, waar de St. Kwintensabdij voor het verzamelen van de tienden een Tiendenhof had opgericht, dat later een Leenhof werd. Dit werd onder meer genoemd: "Hof van Mijnheer de Prelaat van St. Quintin in Ver mandois". De interpretatie van Janssen zal ditmaal wel de juiste zijn. Passim in de Bijdragen en in zijn beide Geschiedenissen der Kerkher vorming heeft Janssen geëtymologiseerd228. Hoewel niet alles wat hij op dit gebied geopperd heeft, serieus mag worden genomen, hebben E. Verwijs en J. Verdam in hun Middelnederlandsch Woordenboek 1885) onder de bronnen en hulpmiddelen de Bijdragen van Janssen en Van Dale vermeld229. We menen Janssen echter niet tekort te doen wanneer wij poneren, dat Van Dale zijn weleerwaarde vriend in dit opzicht in kunde verre overtrof. Van kindsbeen afhad Hendrik Q., die zo vloeiend Frans sprak, dat hij aanvankelijk overwogen had een functie te zoeken in de Eglise Wal- lonne230, liefde gevoeld voor het Vlaams in de brede zin van het woord: het dialect van de gewone man en het algemeen beschaafd van de geletterde flamingant. In zijn studententijd heeft hij zeker over Ph.M. Blommaert231 horen spreken, leerling en promovendus van Schrant en ziel van de studentenvereniging "Regat prudentia vires", waartoe ook Van Duyse behoorde232. Indien ze voor praecandidaten toegankelijk 77

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 147