Q., die over deze dichtbundel had horen praten, richtte op 2 juli 1862
een brief aan "den Hooggeleerden Heere, Professor bij het Engelsch
Seminarie te Brugge"243, met de vraag waar en tegen welke prijs hij de
bundels van Gezelle kon verkrijgen. Als motief voor zijn vrijmoedig
heid kwam hij niet met de feiten voorde dag, maar schreef hij als volgt:
"De studie van het westvlaamsch heeft van jongsaf zeer mijne belang
stelling getrokken. In deze dagen ben ik er met zeker doel opnieuw op
teruggeleid, en gaarne zag ik mij op die bane door U voorgelicht". Toen
Gezelle blijkbaar per kerende post aan zijn verlangens voldeed, ant
woordde hij in een andere toonsoort molto vivace:
"Ik begin met U hartelijk dank te zeggen voor Uwe mij aangename
letteren van 4 dezer en vervolgens voor de toezending der door U
uitgegevene geschriften, die ik alle, alsmede de geschrevene aanteeke-
ningen, wel ontvangen heb. Reeds het meeste daarvan heb ik gelezen.
Van Uwe "Vlaemsche Dichtoefeningen" vooral heb ik, in betrekking
tot het Vlaamsch dialect in verband met de achterstaande aanteekenin-
gen, met veel genoegen kennis genomen. Als wèlgeschreven prosastijl
en overvloeijende van schoone, roerende gedachte, hebben mij, of
schoon ik Uw godsdienst niet belijde, vervuld echter met de eere van
onzen goddelijken Zaligmaker en roemende in Zijn Kruis, Uwe "Kerk
hofblommen" uitnemend bevallen. Ontvang, Eerwaarde Heer, nog
maals mijn' opregten dank, voorde milde en edelmoedige wijze, waar
op Gy mijne letteren hebt beantwoord. Het zal mij regt aangenaam zijn,
U te eeniger tijd door daden mijne erkentenis te toonen.
Ik ben voornemens, zoo God wil, op het aanstaande congres te Brugge
te spreken over de belangrijkheid van het West Vlaamsche dialect voor
de Nederd. taal. 't Was daarvoor, dat ik Uwe uitgegevene schriften
vroeg en ik hoop er een gepast gebruik van te maken. Ook ik heb sedert
onderscheidene jaren eene thans uitvoerige lijst verzameld met West-
vl. woorden en spreekwijzen, die ik misschien te eeniger tijd aan het
licht zal brengen. Gaarne zal ik U steunen in Uw loffelijk pogen om het
West Vlaamsche taaleigen in zijn merkwaardige eigenaardigheid meer
te kennen en te doen achten. Regt nieuwsgierig ben ik naar hetgeen
prof. David deswegens zal in't midden brengen. Ik geloof ook, dat het
om vele redenen niet goed is, het Westvl. dialect als schrijftaal in te
voeren; evenmin de Westvlaemsche uitspraak. Verlangen alle provin
ciën dit voor zich, dan komt er nooit anders dan voortdurende verwar
ring, maar ik geloof daarentegen, dat het Westvl., verre van verdienen
de versmaad te worden, de aandacht van alle taalgeleerden dubbel
waardig is en lessen kan geven, lessen van etymologie, van merkwaar
dige woordvormen enz., die voor het gebouw der Nederlandsche of
Dietsche taal kostbare steenen aanvoeren. Daarvoor hoop ik mijne
pogingen aan te wenden, en daarin verheugt het mij, Eerwaardige
Heer, U als geoefend en warm voorstander te hebben leeren kennen.
79