Janssen is, ten andere, een achtensweerdig man, en ik denk niet dat
iemand zoo kleingeestig zou kunnen zijn daarin iets te zien dat uwe
weerdigheid als katholiek priester zou te kort doen"265. Het antwoord
van Gezelle is ronduit verbijsterend: "Tot hiertoe kan ik op Uwe
brieven gemakkelyk antwoorden. Maar Janssens [sic] van Sinte Anne
steekt een stok in 't wiel. Tegen Janssens en ben ik wel niet; ik heb
brieven van hem en hy van my, vriendelyke toen nog: hij is een geleerd
en braaf man. Maar - -
Om daar alzoo hand in hand, in 't openbaar, hy protestantsch Dominé,
en - hope ik, overtuigd vyand en tegenwerker, by raad en daad, schrift
en druk van myn Geloove, en ik Katholyk Priester, gewezen leeraar en
Vader van Katholyke, enkel Katholyke dichters en schryvers, - daar
zit iets onwaars voor my, en peize ik voor u, zoo hand in hand met hem
uwe opdracht te ontvangen.
Mag dat zyn?
Wilt gy waarlijk den schyn hebben van ons getween, al ware het maar in
de dichtenwereld, te verzoenen?
De liefde ja sluit allen in, de waarheid sluit alles uit dat niet de waarheid
is. Ware ik in Janssens plaatse ik en zou - ik neme dat hy overtuigd is
dat hy de waarheid heeft en preekt - met Guido Gezelle onder denzel-
ven hoed niet willen schuilen. Zoekt gy den schyn te hebben van zulks
te betrachten ik keure u af en weiger mee te doen"266.
Was dat dezelfde Gezelle, die in zijn brief op St. Bruno's dag in 1862
Janssen als volgt geprezen had: "...weinige zyn er wien Christi kruis
geen schande geworden is, weinig die opentlyk durven bekennen, wat
zy in hun hert en innigste overtuiging voor waer en goed houden;
weinige wier ziel op haer binnensten zetel, op mond en lippen, aen den
top van de pen en in den druk van de hand overal een en dezelfde is"267.
Van Oye antwoordde niet op de botte weigering van Gezelle, aan wie
hij groot nieuws te melden had: hij had de vrouw van zijn hart gevonden
en zou trouwen268. De raadselachtige reactie van Gezelle laten wij hier
voor wat zij was269. De sympathieke felicitatie van Janssen luidt aldus:
"Gij hebt een veel te poëtische natuur en Uwe gedachten spreken veel
te veel van brandend gevoel ook voor het schoone geslacht, dan dat Gij
als celibatair zoudt gestorven zijn"270.
Van Oye is zielsgelukkig geweest met zijn bruid, de Trierse Maria
Rümschöttel. Hij nodigde het hele gezin Janssen uit om te komen
logeren, maar H.Q. vond een invasie van hemzelf en vier dames - zijn
vrouw en drie ongetrouwde dochters - ongepast. Uiteindelijk is het er
toch eenmaal van gekomen271. Jaren na Hendrik Q.'s dood, in 1889,
verschenen beide gedichten in een bundel: Vonken en Stralen. De
Nachtmaalskinderen was opgedragen aan Janssen, De laatste kinderen
aan niemand272. Van Oye zond de bundel naar de dames Janssen te
Middelburg, die er zeer vereerd mee waren. Refererende aan de eerste
regels:
83