98. Verbeke, "Coussemaker", 343 vlg.
99. Coussemaker, Troubles, I, xxxii.
100. Vander Haeghen, BNEB, IV, 87 vlg.
101. Prevenier, "Fredericq"530 vlg.
102. Janssen aan Vander Haeghen, nr. 413: "Ik zal op het schrijven van den Heer
Arnold, hoe afkeerig ik ook ben van polemiek, niet kunnen zwijgen".
103. Brugmans, "Fruin", 452 vlg.
104. De Vreese, "Levensbericht", 229-231.
105. Viane, "De Schrevel", 138-143.
106. 't Hooft, "Ruys", 304 vlg.
107. Ruys, Dathenus, 205, noot 2 over broer Comelis, "die de meest infame lasteringen
tegen de calvinisten heeft uitgestrooid".
108. Zie noot 83.
109. De Cavele,Dageraad, I, 155: "Eeuwenlang is zijn naam in de protestantseen latere
liberale geschiedschrijving op de grofste wijze in het slijk gesleurd".
110. Knappert, "Hendrik van Zutphen", 1179 vlg.
111. Deprez, "Vervier", 1798.
112. Janssen, Praepositus, 131: "De beeldspraak is streng en ergerlijk, en wij willen ze
niet nazeggen, wij, die afkeerig zijn van godsdiensthaat en die in onze dagen niets
ijveriger te zoeken hebben dan de liefde".
113. Kooiman, "Martelarenlied", 35-65.
114. V, 1834,463 vlg.
115. Janssen, Praepositus, 262, noot 1 bij 110: zijn oordeel over Siegenbeek's vertaling.
116. Herderscheê, "Ten Kate", 650 vlg.
117. Janssen, Praepositus, ii en iii.
118. ibidem.
119. ibidem, 269 vlg., noot 1 bij 167.
120. ibidem, 159-172.
121. ibidem, 167.
122. ibidem, 289-313.
123. ibidem, 319.
124. Van Dooren, "Praepositus", 263-265.
125. Herderscheê, "Ter Haar", 536 vlg.
126. Hol, "Hofstede de Groot", 391, 392.
127. Knipscheer, "Rogge", 826 vlg.
128. Valcke, "Vuylsteke", 1993 vlg.
129. Deprez, "Snellaert", 1427 vlg.
130. Gilliodts-Van Severen, BNEB, II, 137.
131. Diegerick aan Janssen: hij verzocht om de geleende brochuurtjes terug te mogen
ontvangen en inlichtingen omtrent de gezondheidstoestand van Van Dale te verkrij
gen.
132. Knipscheer, "Cupus", 349 vlg.
133. Wumkes, "Trip van Zoudtlandt", 1095.
134. Van Kuyk, "Tydeman", 1461 vlg.
135. Herderscheê, "H.M.C. van Oosterzee", 936.
102