ZEELAND EN LODEWIJK NAPOLEON
door ir. G. Sophia van Holthe tot Echten
BEMOEIINGEN VAN DE VORST TOT VERBETERING VAN DE ECONOMISCHE EN FINANCIËLE
SITUATIE VAN HET DEPARTEMENT.
Door diverse omstandigheden is Zeeland na 1795, het jaar waarin de
Republiek der Verenigde Nederlanden te gronde ging, economisch en
financieel gezien meer achterop geraakt dan de overige gebieden van
het zwaar getroffen Nederland.
Er zijn enkele archiefstukken overgebleven die de malaise met voor
beelden staven; zij geven een idee van wat werd gezien als de oorzaak
van de rampzalige achteruitgang. Er werden enkele suggesties gedaan
tot verbetering, waarvan het effect - zelfs als ze zouden zijn uitgevoerd
- waarschijnlijk niet groot zou zijn geweest. In die nijpende omstandig
heden heeft men na de vestiging van het koninkrijk Holland enige hoop
gekoesterd dat Lodewijk Napoleon er iets toe zou kunnen bijdragen om
de nood te lenigen. Men hoopte dat hij daartoe des te beter gemotiveerd
zou zijn als hij de situatie ter plaatse zelf in ogenschouw zou hebben
genomen. Vandaar dat de wens uitging naar een bezoek van de vorst
aan Zeeland.
De koning liet zich immers van het begin van zijn regering over de
meest uiteenlopende zaken rapport uitbrengen. Zo moest Mr. Abraham
van Doom'die met enige andere afgevaardigden van het Departemen
taal Bestuur van Zeeland, t.w. Mr. J.W. Schorer en Mr. J. van den
Houte, zijn opwachting had moeten maken om de koning te compli
menteren na zijn intrede in Den Haag, de punten van welvaart in de
Zeeuwse provindie belichten2. Ruim een maand later, op 4 augustus
1806, deed het Departementaal Bestuur een voorstel aan de Minister
van Binnenlandse Zaken om te informeren naar de komst van de koning
en zijn gemalin.
Het heeft jaren geduurd voordat het verlangen vervuld werd. Pas in
1809 was het zover. Bij het bezoek van de koning aan Zeeland is het
plan besproken ook daar voor hem een paleis in te richten3.
De gegevens over de economische en maatschappelijke situatie in
Zeeland na 1795 bevinden zich in de volgende archiefstukken:
In het begin van 1807 werd aan Lodewijk Napoleon een "adres"
gepresenteerd door of op naam van de colleges van kooplieden en
graanhandelaren in de stad Middelburg, waarin wordt geklaagd over
het verval van de stad en van de koophandel aldaar. Een Decreet van
26 februari 1807 gelastte Staatsraad H. van Royen zich naar Zeeland te
begeven teneinde de staat van de stad Middelburg en de klachten van de
supplianten nauwkeurig te onderzoeken en Lodewijk Napoleon een
114