gedetailleerd rapport te doen over de maatregelen welke zouden kun
nen worden genomen om daarin een verbetering te brengen. Voorts is
van belang een niet gepubliceerd rapport van de Staatsraad Van Royen.
Reeds eerder was trouwens de aandacht op de slechte toestand in
Zeeland gevestigd4.
In dit verband moet ook melding gemaakt worden van de opgaven van
de landdrost van Zeeland 29 augustus 1808 en 31 januari 1809 over het
beheer van de Rijksgebouwen in zijn departement en idem 17 april 1809
over de "fabrieken en trafieken" in geheel Zeeland.
De oorzaken van de rampzalige economische en maatschappelijke
achteruitgang.
Het is nodig wat dieper op de materie in te gaan. Er zijn een aantal
oorzaken aan te wijzen voor de rampzalige economische en maatschap
pelijke achteruitgang.
Een daarvan was het aandeel, dat Zeeland had in de beide voormalige
Indische Compagniën en het gemis van de voordelen hieraan verbon
den. Vooral gold dit voor West-Indië, "waar de Zeeuwen in Guyana,
Demerary en Essequebo een eigen koloniaal bezit hadden verworven,
waarvan de plantages in het laatste kwart van de 18e eeuw grote
voordelen afwierpen"5. De oorlog met Engeland, in 1803 opnieuw
ontstaan, had tot gevolg dat de koloniën in de West voor de tweede
maal in handen van de vijand vielen6. Dit was voor Zeeland een groot
verliespunt. Zij plachten (speciaal Demerary en Essequebo) uit Middel
burg van Europese voortbrengselen te worden voorzien; ook leverde
het Zeeuwse gouvernement bij tourbeurten (bedoeld zijn waarschijnlijk
retourvrachten) artikelen van Zeeuwse "fabrikeurs" naar de Afrikaan
se kust7.
Een zeer belangrijke andere oorzaak van het tot stilstand komen van de
koophandel en graanhandel was het verlies van de Middelburgse rela
ties met Staats Vlaanderen. Als gevolg van het Haags verdrag in 1795
werd dit gebied aan Frankrijk afgestaan. De Zeeuwse hoofdstad genoot
vóór die tijd bijna exclusief grote voordelen.
In deze landstreken waren maar weinig fabrieken gevestigd. Om een
idee te geven van de omvang van de handelsrelatie wordt door Van
Royen vermeld, dat er meestal ieder jaar op de Beurs te Middelburg
voor drie millioen aan granen uit dit gebied werd verhandeld en voor 2/3
van dit bedrag goederen en waren werden verzonden. Ook kooplieden
uit de provincie Holland profiteerden van deze relatie omdat zij via
Middelburg en "Hollands Vlaanderen" hun artikelen over land tot aan
Oostenrijks gebied konden verzenden. De afstand van deze landen
bracht niet alleen een stremming van de handel met zich mee. Deze
situatie veroorzaakte ook schade aan de inwoners van Zeeland en die
115