door zou gaan en zo ja, welke voorbereidingen men verplicht was te
maken. Ook nu weer kwam de kostenfactor om de hoek kijkenOver dit
punt hebben de Zeeuwen zich herhaaldelijk het hoofd gebroken en
daarom wilden zij vóór alles zekerheid hebben. Zij moesten zich ook
bijtijds voorbereiden om het pied-a-terre voor de vorst en zijn gevolg
van alles te voorzien, vanwege de afgelegenheid en de kleine voorraad
van "huiselijke noodwendigheden"; deze goederen dienden van elders
aangevoerd te worden. Wanneer het Departementaal Bestuur meer
zekerheid zou hebben omtrent de plannen van Lodewijk Napoleon zou
het o.m. mededelen welk "locaal" in Middelburg voor de ontvangst en
het verblijf in aanmerking kwam. Het verzoek om inlichtingen werd
gesteund door "president en raden" van de stad Middelburg; zij schre
ven op dezelfde dag over dit onderwerp aan de Minister van Binnen
landse Zaken. De kwestie werd bij het ministerie "in advies" gehou
den.
De jaren 1807 en 1808 gingen voorbij zonder dat de koning zich in
Zeeland liet zien. Hulp en steun waren inmiddels met de dag meer
nodig. Bij alle uitstel werd de hoop op een koninklijk bezoek niet
opgegeven. Op 19 maart 1809 informeerde de landdrost bij zijn zoon
Mr. H.J. van Doorn, die o.a. aide-ceremoniemeester bij Lodewijk
Napoleon was, of de koning nog naar Zeeland kwam13. Korte tijd later
was het zover.
Niemand kon vermoeden, toen de plannen voor het bezoek van de
koning werden gemaakt, dat men aan de uitvoering pas zou toekomen
toen de doodsklok over Lodewijk Napoleons koningschap al luidde en
Vlissingen weldra door Keizer Napoleon bij zijn rijk zou worden inge
lijfd.
Henricus van Roy en.
De Zeeuwen lieten niet na om zelf de aandacht te vragen voor hun
moeilijkheden. Het aan Lodewijk Napoleon gepresenteerde "adres"
van de colleges van kooplieden en graanhandelaren in Middelburg is
daar een voorbeeld van14. Het gevolg was dat de koning Staatsraad Van
Royen naar Middelburg zond teneinde de situatie daar op te nemen.
Door zijn rapportage zijn vele bijzonderheden bekend over de slechte
toestand van de Zeeuwse hoofdstad. Eerst iets over Van Royen.
De in 1760 geboren zoon van de predikant Abraham van Royen te
Noordwijk aan Zee leek voorbestemd zich te wijden aan studiën in de
letteren. Na de Latijnse school te Leiden en een voltooide studie aan de
universiteit aldaar volgde een benoeming als (laatste) rector van de
Latijnse school te Vlissingen15. De veranderde tijdsomstandigheden
lieten zijn carrière niet onberoerd: in 1795 gaf hij de voorkeur aan een
staatkundige loopbaan, al is hij in zijn nevenfuncties de letteren niet
117