Uit een opgave van de landdrost uit 1808 over het onderhoud der
rijksgebouwen (vroeger landsgebouwen geheten), te weten de Abdij
en Muntgebouwen te Middelburg, het Gevangenhuis aldaar en idem te
Zierikzee en de lazaretten aan de zeekusten (houten loodsen welke in
1805 zijn opgeslagen voor het bergen van goederen en personen uit
landen waar een besmettelijke ziekte heerste) bedroegen de laatste tien
jaar gemiddeld respectievelijk per jaar 9500, 350, 275 en 30 026.
De landsfabriek (architect van het departement) A. Voerman maakte
elk jaar een opgave van de benodigde reparatiën aan de rijksgebouwen.
De huizen rondom het Abdijplein werden, zoals bekend, door lands-
ambtenaren bezet en voor een gedeelte aan bijzondere personen ver
huurd27. De landdrost legt een verband tussen de kosten van het onder
houd van de rijksgebouwen en de huuropbrengst van de huizen (onge
veer 9500)hij zegt dat de inkomsten daaruit onvoldoende waren voor
het onderhoud van alle rijksgebouwen. Toen zijn mening gevraagd
werd omtrent het verkopen van deze eigendommen, motiveerde hij
waarom algehele of gedeeltelijke verkoop van de Abdijgebouwen geen
uitkomst kon bieden28. De gevangenhuizen te Middelburg en Zierikzee
konden niet gemist worden; alleen de houten lazaretten konden afge
broken worden en opgeslagen voor een eventueel later gebruik, ter
voorkoming van onnodige onderhoudskosten. Een verdere vergroting
van de huuropbrengst was eigenlijk niet mogelijk29. Een en ander
illustreert de zorgwekkende toestand wat het onderhoud van de rijksge
bouwen in Zeeland betreft.
Een opgave van de landdrost uit 1809 op 17 april30 geeft een overzicht
van de voormalige en tegenwoordige staat der "fabrieken en trafieken"
in het departement. Hierin worden bv. voor Middelburg 34 soorten
bedrijven genoemd. Twee azijnmakerijen van rozijn- of kunstazijn, een
blokmakerij, drie bierbrouwerijen, een brandspuitmakerij, twee bus-
kruitmakerijen of -molens, vier boekweit- of gortmolens, dertien cho
colademolens, een geelgieterij, een glasblazerij, een instrumentmakerij
(optisch-physisch-mathematisch en zwaardere gereedschappen), zes
zaagmolens (hout) de Sociëteit [sic], vijf korenmolens (wind en water),
een loodgieterij, twee looierijen, drie lijnbanen, een meestoof, een
messenmakerij en chirurgicale instrumentmakerij, een oliemolen, twee
passementfabrieken, drie pel- of gortmolens, twee plaatslijperijen, een
pottenbakkerij, een smeersmelterij, twee snuifmolens, vier scheeps
timmerwerven, twee steenhouwerijen, een suikerraffinaderij, twee
ververijen, een linnenweverij en vlasspinnerij, twee wolspinnerijen en
fabrieken van sayettegarens, een zeepziederij, een zevenmakerij, twee
zeilmakerijen en twee zoutketen.
Bij het vergelijken van de "vorige" en de "tegenwoordige" staat blijkt
dat er maar twee soorten bedrijven niet achterop zijn geraakt. Het zijn
de loodgieterij en de linnenweverij en vlasspinnerij. Eerstgenoemde
121