Middelburg veel meer dan in andere handeldrijvende steden alle bron nen van "welvaart en zeevaart" waren gestopt, een trieste uitspraak, die maar al te waar zal blijken te zijn! In deze geest zal de landdrost zich hebben uitgelaten tegen Lodewijk Napoleon, wiens komst in Zeeland elk ogenblik kon worden verwacht. Middelen tot verbetering. Van Royen gaf ook enige middelen tot verbetering van de bestaande situatie. Voor wat de inkomsten verkregen uit de band met de koloniën betreft, besefte hij dat de grote politiek hier een rol speelde en dat er in klein verband geen oplossing was. Voorts hoopte hij op aandacht voor Zeeland indien er een mogelijkheid zou komen om aan de betrekkingen met de Zuidnederlandse gebieden een nieuwe vorm te geven. Ook dit bleef een vrome wens. Natuurlijk was het van belang het punt aan de orde te stellen, maar iedereen begreep dat een herstel van de oude handelsrelaties tussen de beide gebieden alleen door een Decreet van Napoleon kon gebeuren, een minieme kans derhalve. Van Royen was er zich duidelijk van bewust dat bv. de wederopleving van de handel afhankelijk was van vrede. Men maakte zich uiteraard zorgen over de toestand van de haven voor het geval dat de zeehandel weer op gang zou komen. Het beste was het kwaad maar in de wortel aan te pakken. Van Royen wees daarvoor in zijn rapport op een be kroonde verhandeling voor het Zeeuwsch Genootschap der Weten schappen in 1806 geschreven door kapitein-ingenieur Thomas Spele- veld31. Volgens de schrijver moest de zuidelijke haveningang afgeslo ten worden en de noordelijke ingang een weinig naar het westen ver plaatst tussen Veere en Zuidvliet. Voorts moest volgens Speleveld de haven niet alleen op behoorlijke diepte gebracht, maar er diende ook een grote sluis te worden gebouwd. (Het spreekt vanzelf dat uitvoering van dit project een aanvraag om buitengewone steun inhield.) Het enige tenslotte wat direct kon gebeuren, maar dat ook niet meer was dan het toepassen van een lapmiddel'was het kwijtschelden van een deel van de schuldenlast. Middelburg had voorschotten aan de provincie en aan de Oost Indische Compagnie verleend. De Raad van de Financiën voor het departement Zeeland, na ingewonnen inlichtin gen bij het Middelburgs stadsbestuur, begrootte dit bedrag met de verliezen die daardoor geleden waren, op IV2 millioen gulden. De wijze waarop deze schuld zou worden vereffend is als volgt: De obligaties van 650.000 op de Oost Indische Compagnie zullen vervangen wor den door Rijksobligaties, nominaal 650.000, waarvan de intrinsieke waarde echter slechts 280.000 bedraagt. Daarenboven zal de Open- 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 197