ZEEUWSCH REISJE Den hooggeachten bevorderaaren en medegenooten dezer Zeeuwsche reize worden deze bladeren toegewijd door hunner weledelheden on derdanige dankbarer dienstvaerdige dienaar F.C. Hoogvliet. KORTE BESCHRIJVING VAN EEN ZOMERREISJE DOOR ZUID BEVELAND, SCHOUWEN EN WALCHE REN, DE DRIE VOORNAAME EILANDEN DER PROVINCIE ZEELAND GEDAAN IN DE MAANDJULIJ EN IN HET BEGIN VAN AUGUSTUS 1774. Reeds in den voortijd van het jaar 1773 waren wij door de allergulhar- tigste uitnoodiginge onser veelgeachte vrienden, den weleerwaarde heere P.J. de Fremerij en mejuffrouwen de Fremerij en van Thiel, welke door de aangenaame bevordering van bovengemelde heer van het welgelegen Overschie na de Zuid Beevelandsche stad Goes, toen nog zeer lang geleden, vertrokken waren, zeer instantelijk verzogt om hunne edele in Zeeland te komen bezoeken en een reisje naar Zuid Beeveland te ondemeemen2. Maar een aantal van wigtige redenen, deels wel uit de Zeeuwsche lugtsgesteldheid, dog vooral uit de moei lijke reijze, met een stel van kinderen en eene dienstbode door mijne geëerde ouderen te ondemeemen, ontleent, vertraagden lang den uit slag dezer onderneming, en waarschijnlijk hadden wij nooit de Zeeuw sche eilanden gezien, ware niet de herhaalde aandrang onzer vriende lijke noodigers zoo sterk geweest, dat alle de swarigheden allengs vereffent sijnde de reijze eijndelijk beraamd wierd tegen de maand julij van het jaar 1774. Men bepaalde ras ook de dag der uitreijze op den 6 van gemelde maand en wij vertrokken ingevolge deezer schikkingen woonsdag den 6 julij 's avons ten 5 uuren na het prinslijk Delft, alwaar wij ten 8 uuren aangekomen, naa ons van het nodige tot de scheepvaart te hebben voorzien, nog dienzelfden avond aan boord gingen van den Haagschen Beurtman op ter Goes, schipper van Baaien. Wij geraakten kwart over negen uuren onder zeil, terwijl de avondmaaltijd bereid werd, zeilende met voordeligen wind voorbij Overschie, waar wij nog met aandoeninge gedagten aan zooveele vriendschapsblijken van onze geëerde vrienden jaarlijks genooten. Ten half twaalve te Delfshaven gekomen zijnde waren wij reeds te middernacht voor de bloeijende koopstad Rotterdam op de Maas. Flier begaven wij ons, na de avond maaltijd op zijn scheeps en zeer smakelijk gehouden te hebben, ter ruste. Donderdagsmorgens, toen er nog een stille rust onder onze reisgenoten °°|yerdag heerschte, ontwaakte ik ten drie uuren, terwijl wij langs den zooge- naamden Kinderdijk naar Dordrecht voortzeilden; ten vier uuren kwamen wij voor Hollands aloude vestingen en verrukkend was 't gezigt 't welk eene uure lang ons de stad op de Merwe vertoonde. Ten 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 209