vijf uuren raakten wij voorbij Dordrecht in de Dordsche Kil en terwijl elk nu reeds wakker en bezig was, laveerden wij ten negen uuren de Kil uit in het Hollands Diep en dus ruimer water krijgende kreegen wij het tegelijk onstuimiger en werden door eenen feilen stooker uit den Noord-Westen ons teegen waaiende, niet weijnig geschud en geslin gerd. En welke gevolgen deeze eensklapse verandering beneden in ons vertrek veroorzaakte kan men ligter begrijpen als naauwkeurig be schrijven. De toestel tot het ogtendmaal was nu bereid, 't welk met groote smaek begon gehouden te worden. Maar ziet eene onverwagte slingering keerde deze gantsche praeparatien 't onderste boven, en niemand had de stevigheid om op zijn plaats te blijven zitten, maar deinsde nu voor- dan agterover. Hier bij kwam nog dat het grootste getal van onze reisgenooten, nooit gewend op ruimer water te vaaren, den tol aan de Zeeuwsche stroomen door eene gezonde zeeziekte betaalen mogten. Maar liever wil ik deeze mengeling van treur- en klugtspel waarin mijn geringe persoon ook hare rol speelde der ver- geetelheid toewijen en tot blijder gebeurtenissen spoeden. De stuurlieden ondertusschen hadden boven op het schip de handen vol werks, alzoo de woeste baaren, door den hevigen stormwind des voor- gaanden daags beroerd, ook nu, vermids de wind sterk opzette, ge weldig tegen het vaartuig aanbruischten; egter lieten zij den moed geenszins verslappen, maar spanden met alle de zeilen alle hunne krachten in, om het schip naar veiliger reede voort te zetten. En wij zagen nu reeds den Klundert agter ons en ten half elf uuren open baarden zig bovenuit de golvende stroomen de toorens der prinselijke Willemstad. Wij raakten ten elf uuren voorbij Willemstad, toen het opgeruide water, 't welk hier allerfelst gewoed had, allengs aan 't bedaaren kwam, zoo dat wij eindelijk om half twaalf uuren het anker op eene aangenaame reede, in 't gezigt van Steenbergen, tot algemeene blijdschap mogten uitwerpen. Zodra was niet het schip op rust ge komen, of de door elkander geschudde en eenige oogenblikken vroeger aan alles despereerende zieken begonden te herleeven en betuigden elk om 't eerst hunne begeerte naar het middagmaal, waar toe men ras den toestel maakte en 't welk in gezelschap van onzen braaven schipper met zulk eenen smaak gehouden wierd alsof niemand eenig ongemak ge- queld hadde. Wij verfrischten ons met aangenaame spijsen, en de zeeman gaf ons nieuwen moed om de reize verder blijmoedig voort te zetten gelijk wij ook, naa dat we boven op het schip dat overschoon gezigt op het eiland van Tholen aan de eene, en dat van Overflacquée aan de andere zijde een wijle tijds genooten hadden, des namiddags ten drie uuren met eene bekwame koelte laveerden voorbij Overflacquée, tot dat wij des avonds ten zeven uuren, door den geheel gestilden wind genoodzaakt wierden het anker wederom uit te werpen. Wij verkwikten ons toen met 136

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 210