onder te lezen onderkend zijn geworden, naa dat men dezelve onder het strand niet verre van deeze smalstad gevonden had2s. Ook bewonder den wij de menigte der naamen van stervelingen, welke met potlood getuigt hadden Domburg met haar tegenwoordigheid vereert te hebben Naa het bezigtigen deezer merkwaerdigheden wandelden we voort naar de lustplaats van Domburgs weledelgeboren Heer, een fraaien en vrugtbaren Hof achter welke een aangenaam bosch is met digten boom lommer beschaduwt29. Hier, hoorden we hield zig tans ook een eremiet van professie sedert eenigen tijd op30. Benieuwd naar zulk eene rari teit leidde men ons door verscheiden wandelpaden en kronkeldreven heenen tot wij na lang omloopen de woning deezes vreemdelings nade rende zijne hut beschouwden. Het was een vierkant stulpje van ver scheiden, onder anderen boom- en struikstof zeer aardig zamengestelt met deur- en glasvensters voorzien. Binnen deze wooning zagen wij eenen bejaarden vader met eenen donkerbruine pijrok aan eene tafel mediteerend zitten. Hij las zo't scheen twee boeken op de tafel lig gende, en welke? Le songe d'un eremite en La metamorphose d'Ovideix. Dees man, schoon van hout gefabriceerd, vertoonde volmaakt eenen waaren eremiet. Het gezelschap bewonderde de aartigheid der schetze van het somber eenzaam leven. Zommigen zeiden dezen mensch zijn geluk te benijden, dan kwam er bij "voor eenen tijd" dog men besloot met algemeene stemmen, het geluk van't eremietenleven was louter schijn, het ware de mensch niet goed alleen te zijn! Zoo redekavelende raakten wij het bosch weer uit en keerden langs het duinpad na onze rustplaats. Des avonds ten zeven uuren reeden we naar Walchrens hoofdstad zeer voldaqn te rug, hielden keurig en gulhartig avondmaal en sliepen zoo gerust als Zeeuwen. Vrijdag kort voor den middag deed ons gezelschap bijeenverzameld, vrijdag eenen tweeden tour door het voortreffelijk Walcheren, te weeten eerst l5Jul,j langs eenen zeer schoonen weg benefvens Hoogelande en Meliskerke en Westcapelle, eene vrij groote stad van dienzelfde rang als Domburg, insgelijks twee uuren van Middelburg aan de Noordzee gelegen. Aldaar aangekomen bezigtigden wij terstond de Westkapelsche kerk waar henen uit het dorp een fraaie straat den vreemdeling toeleidt, een cierlijk net gesticht met deftige zitplaats des ambachtsheere pron kende. Men vindt in een harer pijlers eenen steen den Magusaner Hercules gewijd boven den vloer vrij hoog opgemetzelt32. Wij bezogten den kerkleraar en onder zijn eerwaarde's geleide des Heeren van West capelle lusthof met het huis daar in staande33. Voorts keerde men na de herberg, alwaar wij eene zeer graage maaltijd hielden. Naa den middag begaven we ons op den vermaarden dijk onder den naam van West- capelschen alom bekend, zijnde van eene zeer breede hoogte en ver- wonderingbaarende sterkte tegen het woeden der Noordzee aan de 143

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 217