gen in Plymouth51Pringle in zijn Aanmerkingen over de ziekten van een Heirleger52, en door Franse gamizoenartsen soortgelijke waar nemingen gedaan. De aandacht voorde weerkunde als pathogenetische factor drong hierna ook in Nederland door. Van den Bosch en zijn vele medewerkers betrokken daarnaast in hun aandacht: de grond en haar hoedanigheden in de verschillende lands gedeelten, de plaatselijke woningtoestanden, kleding, voeding, en werkomstandigheden, als ziekte-bevorderende of er voor bescher mende factoren53. Hij vermeldt voor zijn onderzoek als bronnen: "de verhandeling van de lucht54 van den onsterfelijken Boerhaave", "de onvermoeide waarnemingen van den wereldberoemden Petrus van Musschenbroek", "het alles overtreffend ziektekundig onderwijs van den grooten Gaubius", en "de fraaije Proeve over de Lucht van den alomgeprezen J. Baster"5S, de verhandelingen van L. Stokke56, de waarnemingen van J. Pringle52, Van Doeveren, M.J. de Man57, le Francq van Berkheij58 en S. de Monchy59. Het is niet mogelijk de vele andere door hem geciteerde auteurs op te sommen60. De in 1776 door le Francq van Berkheij verrichte weerkundige waarnemingen op Zwa nenburg bij Halfweg en te Amsterdam, door Van den Bosch als bijlage opgenomen61, tonen een duidelijke congruentie met die van Baster in 1770 en 1772-4 te Zierikzee, en die van Dr. A. Muller in de jaren 1771-4 te Vlissingen62. Van den Bosch zegt dat de heer Baster kort voor diens dood hem nog een "tafeltje van weerkundige waarnemingen" heeft gezonden, "waarop de ziekten te Zierikzee van dien tijd teffens ge noteerd staan"63. Na aansporing van prof. Gaubius te Leiden, die Van den Bosch' Verhandeling van grote betekenis achtte, heeft deze het onderzoek voortgezet in de in 1779 naar Frans voorbeeld opgerichte Natuur- en Geneeskundige Correspondentie Sociëteit der Vereenigde Nederlanden, waarvan hij tot zijn dood in 1788 als secretaris de leiding heeft gehad. Het aantal medewerkers (de correspondenten) dat hij aanzocht werd groter, en de verschillende waarnemingen systema tischer en aanvankelijk uitgebreider. De resultaten, wederom uit vrij wel alle provinciën verkregen, werden periodiek gepubliceerd in de Verhandelingen over de jaren 1779-179564. Hierin komt Baster - hij overleed immers in 1775 - nauwelijks meer voor. De correspondent voor Zierikzee en Schouwen-Duiveland was geworden de destijds met Baster bevriende Dr. J. Macquet (1731-1818), die een medische plaats beschrijving met een sterftelijst van 1700-1781 leverde65. Wèl vinden wij Baster nog genoemd in het rapport van St. Maartensdijk, geleverd door de correspondent A.D. van Casteel66, die ook door Van den Bosch in 1778 werd genoemd. Het betrof een epidemie van gangrae- neuse angina en pokken aldaar, die zich over het eiland Tholen ver breidde in het einde van 1763. Deze chirurgijn heeft toen, door het ernstig verloop min of meer overrompeld, schriftelijk advies gevraagd 167

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 257