van de steen niet door het middel verteerd wordt, maar wèl het samen bindend element, zodat aqua calcis voor hem inderdaad een 'Lithon- trypticum' is, waarop ook reeds Boerhaave in De Chemia T.I., p. 736, had gewezen, terwijl ook Horatius Walpole80 het beaamde. Een patiënt 'met steen besmet', die hij op één dag een pint aqua calcis liet gebrui ken, en daarna om de vier dagen 2 pinten per dag, genas. Ook kan 4 a 5 oneen aqua calcis intra-vesicaal worden toegepast. Het zou ook helpen als anthelminthicum, en bij alle ziekten 'uit een Acidum of Phlegmatiek Temperament', zelfs bij kinderen door zuur gekweld en zwaarlijvigheid door het gebruik van testacea (schelppoeder), waar een kleine hoeveel heid slappe aqua calcis met 'sir cichorei' cum Rheo' goed werkt. (Boer haave, De Chemia, T. II, Prox. XCVII). Ook acht hij het poeder van gebrande oesterschelpen een zacht antacidum. Verder werkt het vol gens hem diuretisch en zweetdrijvend. In Frankrijk meldt hij het ge bruik als tandpoeder (gemengd met aromatica als myrrhe, ambre gris en dergelijke), als middel tegen dolle hondebeet, en bij ulcera cruris, zoals bij scorbuut. Terloops noemt hij verder het nut van rauwe oesters als sedativum vóór de nacht, en bij een zwakke maag, nuchter gebruikt bij of een uur voor de maaltijd. Uit Lemery Dictionndes Droguesen Dale (Pharmacologia) vermeldt hij de gifonttrekkende werking ervan op een pestbuil81. De allergische mosselvergiftiging geneest, naar hij zegt, door 1 a 2 eetlepels wijnazijn82. Naast de ook al toen bestaande voorkeur van de schippers voor de pijlstaartolie bij kwetsuren, citeert hij wederom van Lemery en Dale de invloed van het poeder van de pijlstaart bij schurft en lepra, en het cataplasma ervan bij tandpijn83. Zijn verhandeling over de werking van het opium84 lijkt te berusten op eigen kritische waarneming. Eerst noemt hij naast het opium drie andere geneesmiddelen "waarmede de goede Voorzienigheid het Menschdom begunstigt heeft'de Kina Kina, de Quik en het Staal. Het laatste bleek door de 'onweersprekelijke Proef-ondervindingen' van Edward Bright één van de beste middelen bij longtering. Nuttig acht hij het opium als krampwerend en pijnstillend middel, "in kinderpokjes, maazelen, buik en roode loop na evacuatie der kwade stoffen, kronkel in de darm, kolyk van Poitou, graveel, klem in de mond, zinkingen in 't hoofd, op de tanden, op de long en kittelende hoest, voor het ondergaan van een zwaare Chirurgicale operatie, in zwakheid of gebrek aan le vensgeesten, voor flaauwtes in de eerste weken der zwangerschap, valse, slappe, en na-weeën, sterke stortingen". Schadelijk acht hij het in bloedrijke lichamen en bij ziekten die aderlating vereisen, "heete brandige koortsen, en phrenitis, pleuritis, peripneumonia vera et notha, angina en diergelijke inwendige ontstekingen, Buik- en Roode loop zolang de kwade stoffen niet geëvacueert zijn, sommige kramp trekkingen (spasmi), Jigt, Podagra, opstygingen by bloedryke, en Naa een chirurgale operatie". 171

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 261