onjuist is om op collecties een andere vraagstelling toe te passen dan die het oorspronkelijk uitgangspunt is geweest. Zo kan men aan een 18e- eeuwse verzameling naturaliën niet die eisen stellen, die thans als norm voor natuurhistorische collecties gelden. De categorie "zeldzaamhe den" betitele men niet als "rariteiten", een term die in de loop van de tijd een negatieve betekenis heeft gekregen. Men bedenke dat de verza melingen naturaliën" representatief zijn voor het wetenschappelijk onderzoek in de tijd van ontstaan en dat de verzamelingen van oud- en zeldzaamheden de bakermat van onze musea zijn geweest. Deze conclusie is mede van belang met het oog op de totstandkoming van een natuurhistorisch museum. Voorwerpen die onder biologie of "natuurhistorie" kunnen worden gerangschikt komen niet zonder meer in aanmerking om daar te worden gedeponeerd, aangezien het gevaar bestaat dat zij als materiaal van geringe wetenschappelijke betekenis worden gekwalificeerd, naarmate zij minder beantwoorden aan de thans geldende eisen. De "zeldzaamheden en naturaliën" zijn representatief voor de beoefening van de wetenschap in Zeeland en zijn dan ook veel meer op hun plaats in de historische afdeling om de ontwikkeling van het Genootschap en het Museum te laten zien. b. Voor een antwoord op de tweede vraag kan in de eerste plaats worden opgemerkt dat een criterium "echt Zeeuws" een gemakkelijk hanteerbare maatstaf is: alleen schilderijen van Zeeuwse meesters, alleen Zeeuwse voorstellingen, alleen Zeeuwse munten en penningen. Een dergelijke benadering leidt echter tot een onjuist en onvolledig beeld van de cultuur in Zeeland in het verleden. Deze heeft heel wat meer omvat dan binnen deze criteria valt. In de meubelkunst bijvoorbeeld zijn slechts enkele specimina op grond van stijlkenmerken als Zeeuws herkenbaar, met name meubilair uit de 17e eeuw. Behalve stukken die van wapens of enig ander kenmerk zijn voorzien zijn meubelen niet tot een bepaalde plaats of maker te herlei den. Daarbij komt dat sinds de tweede helft van de 17e eeuw in toene mende mate meubelen werden geïmporteerd uit Holland, zoals ook de geschiedenis van de Statenzaal Archief 1978) leert. Ook vele andere voorwerpen werden van buiten de provincie ingevoerd: men betrok een clavecimbel van Ruckers of Dulcken uit Antwerpen, een huisorgel van Moreau uit Rotterdam of van Hess en Schmidt uit Gouda, voor het verfraaien van de interieurs bestelde men goudleer en tapijten te Ant werpen en Brussel, later wandschilderingen van Schouman uit Dor drecht en grauwtjes van Geraedts uit Antwerpen. In de eetkamers van de patriciërs puilden de kasten uit van Chinees, Japans en Saksisch porselein. In de galerijen en schilderijkamers hingen niet alleen Zeeuw se meesters en Zeeuwse topografie: hier trof men naast familieportret ten werken van Vlaamse en Hollandse meesters, soms in zulke hoe veelheden als men in menig museum van reputatie thans niet zal aan- XXX

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 28