3. Justus Tjeenk werd geboren in Winterswijk (1730). Hij studeerde theologie te Utrecht en werd in 1765 beroepen door de Engelse gemeente te Vlissingen. Bij de oprichting van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen werd Tjeenk tot secretaris be noemd. Sedert 1775 was J.W. te Water 2e secretaris. Ondanks interne moeilijkheden in het bestuur bleef Tjeenk op zijn post tot zijn dood in 1787. In 1758 trouwde hij Margaretha Leuveling (1738-1783). Hun portretten zijn in het Rijksmuseum te Am sterdam aanwezig. Vgl. Nagtglas, Levensberichten, II, 770-772. 4. Waarschijnlijk betreft het hier nog Jakobus Loveringh, van 1734 tot 1768 boekverko per (d.i. tevens uitgever) op de Nieuwendijk te Amsterdam. 5. Mr. I. Winckelman, geb. 1723. Hij studeerde rechten te Groningen en promoveerde op: De Compensatione. Hij werd advocaat te Vlissingen en later burgemeester van deze stad. Tevens was hij president van het bestuur van het Zeeuwsch Genootschap. Hij stierf in 1796. Een niet-gedrukte necrologie door dr. Ane Drijfhout is in de handschriftenverzameling van het Genootschap in de Prov. Bibliotheek te Middel burg aanwezig. Van zijn hand verscheen: "Levensschets van Dr. Henry David Gallandat", VZGW IX (1782). In genoemde handschriftenverzameling berusten 11 brieven van Winckelman uit de jaren 1770-1789. Zijn portret werd op 6.9.1802 door zijn weduwe Susanne Johanna de Chuy aan het Zeeuwsch Genootschap aangeboden. De Genealogie van het geslacht Winckelman werd geschreven door J.W. te Water en is opgenomen in Ferwerda's Wapenboek 1760). 12. 13 april 1770. Eigenh. orig. PBZ, Hs. K.ZGW, vnr. 2046. Seer eerwaarde Heer Neev, U eerw. zeer geëstimeerden briev, juist arriveerende, dat ik tijd hebbe, so hebbe niet willen manqueeren, die ten eersten te beantwoorden. Het is waar, dat ik in mijn briev van 22 January vroeg, of dusdanige aanmerkingen over de dieren, in 't werk van de Heer Shaw vermeld, een exemplaar of drie aan de Heer Lovering1 zouden waard weesen. Dog het is ook waar, dat ik in den briev die bij de aanmerkingen naderhand zond, dat werk declineerde, als van te grooten omslag zijnde, voor iemand die noijt tot studeeren tijd heeft, als 's winters een avond of vier in een week. Ik vereere dese aanmerkingen aan de Heer Lovering, zonder 't gering ste recompens daar voor te pretendeeren. Laat zijn Ed. die te Amsterdam laten zien, en iemand zoeken, die op soo een wijze daar mede voort zoude kunnen gaan. Als zijn Ed. kennis had aan Dr. Houttuijn2 wiens werk (het Systema van Linnaeus) althans het eerste en moeijelijkste deel af is, zoo zoude die daar regt bequaam toe weesen: en hoe eerder zulks geschied, hoe beter, gelijk U eerw. wel aanmerkt. Ik denke van de zomer met mijn Vrouw3 eens een reijsje na Holland en Uijtregt te doen, wanneer niet zal mankeeren te vemeemen waarom de Heer Gallandat4 nog geen lid der Hollandse Maatschappij is en zijn Ed. daar toe recommandeeren. (Hebbe pas van de week, dat mij nu spijt over diergelijke materie na 203

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 293