15. 8 februari 1772. Eigenh. orig. PBZ, Hs. KZGW, vnr. 2049. Seer eerwaarde en geleerde Heer, hooggeagte neev, Tot gedienstig antwoord van U eerw. zeer geëerde van den 3 dezer, zoo dient, als mij niet kan te binnen brengen in eenige Zweedse verhandeling, iets van het afneemen der duijnen, maar wel van't lager worden der zee geleezen te hebben. Dog de Hollandse Maatschappij heeft in 1754 voorgesteld de vrage, Welk zijn de waare oorzaken dat het strand bij Petten en De Hondsbossen, zedert eenige jaaren zo merkelijk is afgenoomen? wat is het beste middel om het strand aldaar te bewaaren, en te doen aanwin nen? II Deel. pag. 637 zult U eerw. het antwoord van Melchior Bolstra, dat de prijs verdient heeft, vinden1. 2. Over het aangroeijen der afgesnede ledematen der dieren is een moij kleijn werkje in't Italiaans, dat door een grooter van den zelfden Autheur zal vervolgt worden, tot tijtel voerende Spalanzani prodromo di un opera d'imprimersi sopra le riproduzioni animali 1768. Men heeft daar moije experimenten in, over afgesneede pooten en staarten van hagedissen, kikvorsen, padden, salamanders &c. Schaffer, predikant te Regensburg heeft drie stukjes uijtgegeven over de kop afgesnede slakken, in navolging daar van zoo hebbe in 1769 verscheijde slakken de kop afgesneeden, die ook wederom aangegroeijt zijn2. Parsons heeft van dit aangroeijen eenige, dog wat duijstere redenen willen geeven in eene verhandeling over de overeenkomst der dieren en planten3. 3. Een afgesneede speer van de pijlstaart zal nog kan niet aangroeijen, omdat hij de zelve verwisselt, als oud geworden en afgesleeten is. Zie het tweede deels eerste stukje, pag. 36 mijner Natuurkundige Uitspan ningen4. 4. Een voorwerp niet minder als de Heer Carrard, die over de kunst van't waameemen den prijs der Hollandse Maatschappij verkreegen heeft, zoude zeker die van de Zeeuwse Maatschappij maar kunnen verdienen5. Want als men het wel wil doen moet den schrijver de waameemingen van andere in verschillende wetenschappen kennen en weeten te waarderen. 5. Indien ik U eerw. of de Zeeuwse Societeijt dienst kan doen met de vertalingen van Bergius en Dinkier6, na te zien, zoo kunt vrijelijk over mij disponeeren, zo lang als de donkere avonden mij beletten die in mijn thuijn door te brengen, zoo geeft aan den opperman, die tot anders niet meer bequaam is maar diergelijken werk7. 6. Hebbe onlangs een briev van de Hollandse Maatschappij gekregen, met versoek dat als ik iemand als lid voor te dragen hadde, ik zulks voor Maart moeste doen. Of het daar wat aanhielp, zoo zal niet mankeeren, dien briev met voorstelling van den waardigen Heer Gallandat8 te beantwoorden, 't welk verzoeke zijn Ed. te willen communiceeren. En 207

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 297