als dat niet reüsseert, zoo zal de Heer Sijpesteijn9, die veel president en
mij een particulier vriend is, daar eens over schrijven, als zulks de Heer
Gallandat aangenaam mogte weezen.
Nu dat door de opgekome doij, wederom scheepen na Holland begin
nen te vaaren, zoo moet ik ook daar op postdag houden, weshalven
dezen zal besluijten met de zeer minsaame groetenisse van mijn vrouw
en mij aan U eerw., Nigt Te Water, de Heren Winkelman en Tjeenk,
terwijl ik na offerte van mijnen tot alles bereijdwilligen dienst met
bijzondere agting verblijve,
Job Baster.
Zierikzee, den 8 februari 1772.
Festinante calamo10.
1. Melchior Bolstra (1731-1776), landmeter te Leiden. Het antwoord van Bolstra werd
met goud bekroond. VHMW II (1754), 637-652 en 779-811Vgl. De Bruijn, Prijsvra
gen Hollandsche Maatschappij.
2. L. Spallanzani, J.Chr. Schaffer, nr. 10, noot 3, noot 2.
3. In de Philosophical Transactions.
4. Natuurkundige Uitspanningen - 2e stuk, 36: "Van de scherpe speer in de staart van
de rog, pijlstaart genoemd".
5. Ds. B. Carrard, predikant te Orbe in Zwitserland, canton Bern. Prijsvraag: Wat word
er vereischt tot de konst van waarneemen en hoe veel kan dezelve toe brengen tot
volmaakinge van het versland (1768). Zijn antwoord werd met goud bekroond.
6. J.S.G. Dinckler(arts te Elberfeld), "Genees-en heelkundige waarnemingen", uit het
Latijn vertaald door Job Baster. VZGW V (1776), 255-280. - P.J. Bergius (hoogleraar
te Stockholm), De Echite semidigyna, nova plantae specie ex America, vertaald
door J.W. te Wateren gepubliceerd in VZGW III (1773) 583.
7. Opmerkingen over ouderdom en slecht zien: VHMW XII, 147-188 en Verkroost,
"Een arts uit de 18e eeuw", 182. Id. Archief ZGW33-35.
8. D.H. Gallandat, zie de Inleiding. Vgl. Medisch Contact (1975) 771.
9. C.A. van Sijpesteijn, "Bericht van een wonderlijke ammelioratie of verbetering van
zaadkoom, volgens de proef hier te lande waargenomen door den Weledelen Ge-
strengen Heere Mr. C.A. van Sijpesteijn", VHMW, dl 4 1758) 36.
10. Festinante calamo: zie nr. 12, noot 6.
16. lójuni 1772.
Eigenh. orig. PBZ, Hs. KZGW, vnr. 2048.
Seer eerwaarde en geleerde Heer, hooggeagte neev, Ik profiteere van
de occasie dat de Heer Imantse1 na Vlissingen schrijft om U eerw. van
mijn ootmoedig respect te versekeren, en de ingeslotenen van de Heer
Berkheij2, op eergisteren ontfangen toe te zenden.
Ik meende uijt den neevensgaanden van de Heer Martinet3 en het
bijgevoegde gedrukte papier aan U eerw. iets nieuws over te schrijven,
dog worde belet; ik neeme de vrijheijd daarom van U eerw. die twee
208