papieren toe te zenden, met verzoek van die bij occasie spoedig te rug te
mogen ontfangen.
Het doed mij zeer leed, dat de Heer Gallandat misgevallen is4.
Ik wagte de Heer Van Sijpesteijn5 binnen eenige dagen alhier, en dan
zal na de redenen vemeemen, en solliciteeren dat het op een ander tijd
beter gelukke.
Genootzaakt zijnde, deezen in haast te abbrevieeren, zoo eijndige de
zelve met mijne zeer vrindelijke groetenisse en tot alles bereijdwillige
dienst offertes, als ook die van mijn Vrouw aan U eerw.Nigt Te Water,
de Heren Winkelman en Tjeenk, blijvende voorts met bijzondere agting
en genegentheijd,
Job Baster.
Zierikzee, den 16 junij 1772.
1De heer Imantse te Zierikzee.
2. J. Ie Francq van Berkhey werd op 18.10.1772 lid van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen op aanbeveling van Job Baster. Zie ook nr. 7, noot 4.
3. Ds. J.F. Martinet (1729-1795). Hij studeerde theologie te Leiden. Van zijn publicaties
noemen we Katechismus der Natuur, 4dln. 1777-1779. In 1769 verscheen zijn Verhan
deling over de vraag wat er tot die tijd over Natuurlijke Historie in ons land geschreven
was, wat ontbrak, welke de beste wijze was om die geschiedenis te beschrijven. Zie
De Bruijn, Prijsvragen, 16, 19, 22, 25, 40 en 42.
4. D.H. Gallandat is gepasseerd vooreen bestuursfunctie in het Zeeuwsch Genootschap.
De reden is niet bekend, wel weten we dat Gallandat tegenwerking heeft ondervonden
omdat hij niet gepromoveerd was; zijn promotie vond pas plaats in 1775 te Harderwijk
(De sectione caesarea). Zie Inleiding.
5. Mr. C.A. van Sijpesteijn. Zie nr. 15, noot 9.
17. 2 november 1772.
Eigenh. orig. PBZ, Hs. KZGW, vnr. 2047.
Seer eerwaarde en geleerde Heer, hooggeagte neev, Wanneer ik d'eer
hadde, dat U eerw. mij over eenigen tijd met U eerw. seer aangenaam
bezoek vereerde, zoo wilde U eerw. zig wel belasten om uijt een, toen
medegedeelde, briev van de Heer Van Hazen1, zommige dingen te
zullen exerpeeren, en bij mijne verhandeling van de mislukte tarw-teeld
te zullen bijvoegen2.
Een Vrijdag laast leeden ontfing dezen ingeslotenen van zijn Ed.
Indien de op de kant aangehaalde regels door U eerw. vrindelijke
goedheijd bij gemelde verhandeling, indien de zelve nog niet afgedrukt
was, op een gevoeggelijke wijse van stijl &c. konden bijgevoegd zoo
dunkt mij, dat de zelve daar door te beeter en te volleediger zoude
uijtkomen.
Ik recommandeerde dit aan U eerw. goede directie, en mij in de conti-
209