houden van mij te doen weeten, wat verhandelingen in het vierde deel een plaats zullen verdienen. Voor het tegenwoordige niets meer weetende dat U Ed. aandagt meri- teerd, zoo besluijte deesen met de zeer vrindelijke groetenisse van mijn vrouw en mij aan U eerw., Nigt te Water, Burgemeester Winkelman en verdere Heren goede Vrienden, terwijl ik [in] bijsondere hoog agting en genegentheijd verblijve, Job Baster. Zierikzee, den 1 januari 1774. 1. Zie: VZGWIV (1775), waarin de waarnemingen over 1772, 1773 en 1774. 24. 20 maart 1774. Eigenh. orig. PBZ, Hs. KZGW, vnr. 1966. Seer eerwaarde en geleerde Heer, hoog geagte Neev, Het vertalen is regt eens oppermans werk, dog om een gebouw te helpen opmaken, moet er van dat volk ook weezen, en het strekt mij zoo wel tot genoe gen, als tot eer, indien ik maar aan de Zeeuwse Maatschappij van eenig nut kan weezen. Twee avonden heb ik beezig geweest met d'observatien van de Heer Dinkier te vertalen, dog misschien wel vier, met zijn Ed. schrift te leeren leezen, dat wat onduijdelijk is. Verzoeke daarom mijne vertaling met het origineel eens mag geconfronteerd worden, om te zien of ik van alles de regte zin wel begreepen heb1 Dewijl U eerw. schrijft, dat de Maatschappij niets van't geen haar aangeboden word, hoe gering het ook mag weezen, zal versmaden, zoo neeme de vrijheijd van door U eerw. aan de zelve, dit nevens gaande te offereeren. Te mogen weeten, als U eerw. hieraan de familie eens schrijft, wanneer en met wat voor verhandelingen het vierde deel zal uijtkoomen, zal mij ten hoogsten aangenaam zijn. Na U eerw., Nigt U eerw. beminde, de Heren Winkelman, Tjeenk, Kruyselbergen2 van wegen mijn vrouw en mij zeer vriendelijk gegroet te hebben, zoo blijve met bijzondere genegentheyd en hoog agting, Job Baster. Zierikzee, den 20 maart 1774. P.S. Ik hebbe gezogt of ik iets hadde van naturalia om de Maatschappij aan te bieden, dog vinde niets bijzonders het is of te goed of te slegt. Zij moet wagten tot na mijn dood, wanneer het Boufet met alle des zelfs ornamenten haar zal toe gezonden worden, 't welk behoorelijk be- schreeven en gelegateerd is. Zende hier maar een stuk rood pijpkoraal. 218

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 308