gebloeijt?) en verdere welmeenende, terwijl met bijzondere hoog agting en genegentheijd verblijve, Job Baster. Zierikzee, den 15 november 1774. 1. Gaubius (1705-1780), zie nr. 21, noot 4. 2. P. vande Zwaay, Wouter van Doeveren, 1730-1783. Assen, 1970. 3. Vergelijk J.W. te Water over begraven in de kerken. VZGW IV (1775) 629-669. Nagtglas, Levensberichten II, 929. 4. Ds. A. 's-Gravezande, (1714-1787). Zie Archief ZGW (1967) 43-49. Medisch Contact (1979) 379,380. 5. Apocynum: hoogstwaarschijnlijk een Maagdepalm-soort. Vgl. nr. 26 P.S.: "plantje". 26. 2januari 1775. Eigenh. orig. PBZ, Hs. KZGW, vnr. 587. Weleerwaarde en seergeleerde Heer, hooggeëstimeerde Neev, Hebbe getardeert U eerw. zeer geëerden, van den 23 Novemb 1774 te beant woorden, tot dat ik te gelijk d'eer konde hebben van U eerw. de nevensgaande waameemingen van 't weeder &c. in't verloope jaar toe te senden, om de zelve, als U eerw. dagt dies aangenaam te zullen zijn, aan de Zeeuwse Maatschappij te offereeren. Het is mij seer leed en ik beschuldige mij van onbehoorelijk onagtsaam- heijd, dat ik U eerw. de ziektens der voorgaande jaaren niet kan toezenden. Ik zende U eerw. mijne Ephemerides van 1754 en 1755 en een sommier van 1752-1756 totU eerw. speculatie waar uijt U eerw. kunt zien, dat ik toen wat accuraater geweest hebbe, dog na dien tijd, de drukste die in mijn leeven gehad hebbe, overkropt van Praktijcq en andere zoort van bezigheeden, zoo is dat zoo al van langsamer hand versuijmt1. Pluribus intent us minor est ad singula sens us2. Verzoeke deeze drie half velletjes 1752, 1754 en 1752-1756 te rug. Ik hoope die zoo lang niet zullen weg blijven als de brieven aan de Heer s'Gravezande. Mijn quaal blijft eender kan niet bukken, klimmen of veel gaan. Ik hebbe in geen seeven weeken eene visite kunnen doen en daar is nog weijnig hoope van beterschap, hoewel ik zedert eenige dagen iets ontrend de causa en sedes mali meene ontdekt te hebben en waartegen medicijnen ben beginnen te gebruijken. Indien ik niet veel verergere en blijve leeven zoo ben voomeemens na St. Jan een reijsje na Holland te doen, en te zien of daar ergens, of te Uijtrecht (daar mijn vrouws meeste familie woont en daar de voor- 220

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 310