vóór de reorganisatie van 1960 hersteld, met dien verstande dat met betrekking tot in bruikleen gegeven verzamelingen geen sprake is van een beheerstaak, maar slechts van toezicht op het beheer, registratie en acquisitieactiviteiten. Aan de conservatores en adviescommissies zullen de nodige faciliteiten moeten worden verleend voor de uitoefening van hun taak. Op deze wijze wordt ook bereikt dat de verzamelingen weer bereikbaar worden voor de leden die geïnteresseerd zijn in bepaalde onderdelen. Voor wat betreft de geologische verzamelingen heeft dit reeds belangrijke resul taten opgeleverd. Zoals hiervoor reeds gesteld kunnen commissies ten dele samenvallen met de besturen van de werkgroepen. Zo is bij de Werkgroep Geologie een afzonderlijke commissie voor de geologische en paleontologische verzameling niet noodzakelijk. Voor zover het Genootschap en de werkgroepen eigen verzamelingen direct beheren hebben genoemde adviescommissies en conservatores een beheersfunctie naast de adviserende taak met betrekking tot de in bruikleen gegeven verzamelingen. De in het voorgaande geschetste interne structuur met betrekking tot de museale taken is van groot belang voor de verwezenlijking van het museale beleid van het Genootschap. Er moet een intensief contact zijn met de vertegenwoordigers in de Museumstichting. Indien het zou komen tot de vorming van secties naast het bestuur van de Museum stichting moeten de binnen het Genootschap bestaande werkgroepen en commissies daarbij nauw worden betrokken. 1.2.3.3. HET BELEID IN STICHTINGSVERBAND. a. Conservatie. De conservatie is een van de voornaamste taken in het museale beheer. De collecties moeten worden beveiligd tegen alle mogelijke gevaren zoals aantasting door klimaat, ongedierte, brand, inbraak of gevaren die aan permanente expositie zijn verbonden. Het beheer voldoet thans in hoge mate aan deze eisen. Het museum is beveiligd tegen brand en inbraak terwijl ook in klimaatbeheersing is voorzien. Ten aanzien van de bewaring van voorwerpen in depot is de situatie nog niet ideaal. Het is niet gewenst op dit punt in detail te treden, zodat hier wordt volstaan met de constatering dat naar één enkele adequate en veilige depotruim te moet worden gestreefd. Hier zou het Zeeuws Museum ook een moederfunctie met betrekking tot andere musea kunnen vervullen. b. Bruikleen. De bruikleenovereenkomst bepaalt dat voor alle verplaatsingen toe stemming van het Genootschap vereist is. Voor tijdelijke uitleningen zou evenwel een algemene regeling kunnen worden getroffen. Voor het XXXIV

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 32