door zelf een project te entameren waarbij interviews worden afgeno men. Het is overbodig een opsomming van onderwerpen te geven; voor het beleidsplan is het formuleren van de methode voldoende. II. DE HULPMIDDELEN EN HULPWETENSCHAPPEN. Deze kunnen worden onderscheiden in 1De uitgave van schriftelijke bronnen; 2. Het beeldmateriaal; 3. Indicering; 4. Algemene hulpmidde len. 11.1. DE UITGAVE VAN SCHRIFTELIJKE BRONNEN. Op dit terrein zijn landelijk werkzaam de Rijkscommissie voor Vader landse Geschiedenis en het Nederlands Historisch Genootschap. Deze geven geen specifiek regionaal materiaal uit, tenzij het als representa tief voorbeeld kan gelden. Voor de uitgave van regionaal bronnenmate riaal ligt er dan ook een omvangrijke taak voor het Genootschap en de Werkgroep. Het is niet nodig hier een uitputtende opsomming te geven van bronnen die voor uitgave in aanmerking komen, maar enige voor beelden mogen toch niet ontbreken. Voor de steden zou een aanvulling op de rechtsbronnen en stadsrekeningen gewenst zijn. Ook uitgave van handschriften als Ze elands Regeeringsform van Anthonie de Jonge van Bruinisse (1648) of de Burleske Notulen van de Staten van Zeeland (1676-1684) door Michiel Michielsen is van belang. Ook is er veel belangwekkende correspondentie. Mits niet te omvangrijk en gecom bineerd met een hoeveelheid artikelen, kunnen bronnenuitgaven in het Archief worden opgenomen. Voor afzonderlijke uitgaven dienen sub sidies te worden aangevraagd, wanneer de te verwachten afzet beneden het voor dekking van de kosten vereiste niveau blijft. 11.2. BEELDMATERIAAL. In de beleidsnota is reeds gepleit voor uitgave van materiaal uit de Zelandia Illustrata. In het verleden is van de rijkdom van de Atlas te weinig gebruik gemaakt en thans bieden de moderne reproductieme thoden ruime mogelijkheden. Op het eerste gezicht lijkt uitgave van de gehele Atlas het meest voor de hand liggend. Aan een dergelijk project zijn echter ernstige bezwaren verbonden. De Atlas is een zeer hetero gene verzameling, met de beperking dat het alleen op papier vastgelegd beeldmateriaal betreft. Een totale uitgave zou dan ook het bezwaar hebben dat veel overbodigs wordt opgenomen, dat het een willekeurige selectie is doordat materiaal in andere verzamelingen achterwege blijft alsmede afbeeldingen van gelijke aard op schilderijen e.d.; voorts dat een deel van de verzameling zich slechts leent tot uitgave op ware grootte, zoals bv. kaarten. Daarbij is er een onoverkomelijk praktisch bezwaar dat zeer veel historisch onderzoek moet worden verricht over de herkomst, de kwaliteit van het materiaal, eventuele filiatie etc., een XXXVII

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1980 | | pagina 35