dijke, L.P. van Langeraad te Biervliet, Samuel de Ridder van St.
Kruis-Eiland en J. Kohier te Groede goede hoofdonderwijzers. De
enige school die hij ieder jaar als slecht moest kwalificeren was die te
Nieuwvliet, waar M. Contant en vanaf 1861 J. de Klerck de scepter
zwaaiden. Vol lof schreef hij over het uitgebreid onderwijs te Aarden
burg door G.A. Vorsterman van Oyen37, te Cadzand door A. Menkes,
te Oostburg door Braambeek, te St. Anna ter Muiden door A.M.
Visser, te Sluis door Van Dale, te IJzendijke door Van Langeraad en te
Groede vanaf 1862 door J. Bevelander Schoo38. Dit bestond groten
deels uit Frans en wiskunde. Ieder jaar opnieuw maakte hij een misprij
zende aantekening over Hoofdplaat, waar meester E.T. Luypen en de
kinderen het kruisteken maakten onder het uitspreken van "de daarbij
passende formule". De Hoofdplatenaars waren kennelijk verstokt en
de arm van de schoolopziener reikte niet ver genoeg om deze paapse
stoutigheid disciplinair te straffen. Op het zedelijk gedrag van de onder
wijzers had hij niets aan te merken, maar des te meer op de schrielheid
van de gemeentebesturen te Breskens, Biervliet, Groede en Schoon-
dijke, die de bijzonder-neutrale scholen, ver buiten de kom gelegen,
lieten verkommeren. De gebouwen waren krotten, de meubels wrak
ken en het lesmateriaal beschamend. Hij zette tevergeefs haast achter
de opening van een openbare school te Heille en pleitte onophoudelijk,
maar zonder succes, voor de oprichting van een school te Plakkebord in
"Het Eiland".
Hoewel hij niet ontevreden was over het peil van het onderwijs, consta
teerde hij op menige plaats verwaarlozing van de vakken vormleer en
kennis der natuur, van hoofdrekenen en theorie der muziek. Hij erger
de zich aan de schreeuwerige en onharmonische zang van de platte-
landsjeugd. Tegen het aanzienlijk schoolverzuim achtte hij vooralsnog
geen kruid gewassen.
Volgens artikel 13 van de wet moest een kwekeling aangesteld worden,
wanneer de school meer dan 70 leerlingen telde, en een hulponderwij
zer wanneer het aantal boven de honderd lag. De gemeentebesturen
lichtten daar de hand mee: in 1860 waren in West-Zeeuwsch-Vlaande
ren slechts tien hulponderwijzers en twee kwekelingen in dienst. Deze
laatsten bereidden zich voor op een examen, dat zij te Middelburg
moesten afleggen ten overstaan van een commissie, waarvan ook de
schoolopziener deel uitmaakte. Hun opleiding was in deze uithoek van
het land zeer gebrekkig. De dichtstbijzijnde rijkskweekschool was te
's-Hertogenbosch; die te Middelburg dateert van 1876. Een normaal
school, waaraan de ontwikkeldste hoofdonderwijzers in hun vrije uren
les zouden geven, was voorlopig een utopie. Het hoogste dat Janssen
kon bereiken was een stelsel van normaallessen. De hulponderwijzers
waren voorwerp van zijn aanhoudende zorg. Van hun studiezin hing af,
of zij bij de verplichte vergelijkende examens voor hoofdonderwijzer
29